donderdag 21 augustus 2008

Op en neer

Volgende week moet ik een paar dagen naar de Russische exclave Kaliningrad. Daar ga ik naartoe vliegen, en vliegen, daar houd ik niet echt van. Fobische vormen heeft het nooit aangenomen, ik slaap er niet slechter van en ben er nooit voor thuis gebleven, maar evenmin ben ik geloof ik ooit in een vliegtuig gestapt zonder ergens in een stiekem hoekje van mijn achterhoofd de melancholische overtuiging dat mijn laatste uur geslagen heeft. Stewardess, uitvaartverzorgster, wie zal het zeggen, ze glimlachen allebei vriendelijk en dragen het zelfde soort uniformen, met van die onhandige schoenen, kokette hoedjes en kekke sjaaltjes. Ik kan het me ook allemaal veel te levendig voorstellen. Er zijn bij vliegrampen maar twee opties, die beide niet uitblinken in aantrekkelijkheid: het gebeurt vlak bij de grond en je bent levend barbecuevlees; of het gebeurt hoog in de lucht en je hebt minutenlang tuimelend de tijd je te verheugen op de finale smak terwijl de drankjes, taxfree winkelwaren en medepassagiers je om de ploppende oren buitelen.

De Voorzienigheid weet het en vindt het leuk me hier een beetje mee te plagen. Daarom is het al jaren traditie dat er in de week voordat ik ga vliegen ergens een toestel tegen de vlakte gaat. Madrid: QED. Dat zou allemaal tot daar aan toe zijn wanneer niet prompt in het kielzog van zo'n gebeurtenis de welbekende luchtvaartdeskundige met de bemoedigende naam Baksteen in de media zou verschijnen om me ook de troost van de statistiek nog te vergallen. Ik smacht naar de gebruikelijke boodschap dat thuis op een keukentrapje klimmen om de bovenkant van de afzuigkap af te stoffen vele malen gevaarlijker is dan vliegen; dat de kans van omkomen in een vliegtuigcrash tienmaal kleiner is dan de kans dat je gelijktijdig door de bliksem en een meteoriet getroffen wordt terwijl je met je Jackpotwinnende lot naar het Staatsloterijkantoor wandelt. Vergeet het maar. Het toestel in Madrid was van een type, aldus meneer Baksteen, dat een "normaal" (hij zei het echt) neerstortgemiddelde heeft. "Vergelijk het met de 737," zo vervolgde hij met een geniepig gekozen voorbeeld, want zo eentje mag ik volgende week in, "daar zijn er vijfduizend van gebouwd en honderdtwintig verongelukt."

Wablief!? Honderdtwintig van de vijfduizend!!? Dat is twee-en-een-half procent! TE VEEL INFORMATIE, censuur graag! Je kunt fatsoenlijke, nietsvermoedende kijkers toch zeker niet zomaar zonder waarschuwing aan dit soort feitelijke waarheden blootstellen!? Zelfs de haastige goedmaker dat het neerkomt op één rampgeval per drie miljoen vluchten klinkt ineens niet meer helemaal zo geruststellend. Niettemin ga ik volgende week met heroïsche doodsverachting gewoon naar Rusland vliegen, in de stille hoop dat betreffend toestel niet nummer 121 zal blijken te zijn, en geduldig de mantra herhalend dat 97,5% van de 737's gewoon op zijn ouwe dag netjes afgeschreven naar de schroothoop gaat. Mocht het anders uitpakken, dan leest u dat wel in de krant.