Mijn eerste kennismaking met de Gelderse Muziekzomer dateert van een paar jaar geleden. Je kon toen per witte fiets de Hoge Veluwe rondpeddelen van het ene miniconcertje naar het andere, steeds met een schuin oog op de karakteristiek Hollandse zomerlucht waarin verfrissende buitjes te allen tijde dreigden. Ik herinner me Kodaly’s duo voor viool en cello op het voorplein van het Jachtslot St. Hubertus, en daarna een koperkwintet dat ten onder ging in het gekletter van water op polyester omdat een van die buitjes besloot naar beneden te komen en iedereen prompt zijn paraplu opstak. Het feest ging ten einde in de hal van het Apeldoornse raadhuis, waar koperblazers en slagwerkers van het Nationaal Jeugdorkest drie galerijen rondom en omhoog stonden opgesteld voor een letterlijk en figuurlijk overdonderende uitvoering van Händels Music for the Royal Fireworks.
Dit jaar hoefde ik niet eens af te reizen naar zulke exotische locaties, maar was een bezoekje aan de Nijmeegse Lindenberg al genoeg. Daar speelde gisteravond het kamerorkest van de NJO Summer Academy, geleid door Reinbert de Leeuw, een onalledaags programma, dat een betere ambiance had verdiend dan de knusse maar akoestisch morsdode Lindenbergzaal. Wel maakte de gortdroge klank des te beter hoorbaar hoe goed er gespeeld werd, maar enfin, de jongeren in dit orkest zijn ook niet even in het voorbijgaan van de straat geplukt. Ze komen voor een groot deel niet eens uit Nederland trouwens, maar van heinde en verre, tot aan Uruguay, Thailand, Australië en Zuid-Korea toe. Misschien tijd voor een update van de ensemblenaam?
De twee openingswerken waren bewerkingen door John Adams van stukken van Busoni en Liszt. Heel mooi, maar ook wat ingeslapen, met dat geluid dat op het podium bleef plakken. Het werd al beter in Adams’ eigen vioolconcert. Daarvoor trad universele wonderboy Marijn Simons aan, geheel in Nigel Kennedy stijl in een leren broek en een lila zijden bloes met diep decolleté waar het borsthaar vrolijk uitbruiste; het rastakapsel was opgebonden in een weelderige pompon, en het geheel afgemaakt met een gulle verzameling ringen en een enkele amulet. Het plaatje schreeuwde, kortom, East Village, maar het zou Simons' eer te na zijn zó voorspelbaar uit de hoek te komen; daarom woont hij, keurig getrouwd en wel, in Kerkrade. Hij speelde er niet minder om, en reken maar dat de solist het druk heeft in dit concert, dat Adams lang niet durfde te schrijven vanwege alle Grote Voorbeelden, maar toen toch ineens in een paar maanden in 1992 op papier had. Vooral het langzame tweede deel is gedenkwaardig, een mysterieus maanlandschap met zacht gonzende vibrafoon en een eenzame buisklok, waaronder een obsessieve baslijn voortschrijdt die in de verte een beetje doet denken aan die van Pachelbels canon. Jammer dat de componist zelf zo blij was met zijn creatie dat het hem net iets te veel moeite koste er afscheid van te nemen, zodat het deel uiteindelijk een fractie, misschien wel twee fracties, te lang is. De razende perpetuum mobile finale schudt de luisteraar weer wakker terwijl het orkest als een stampende machine naar het slot dendert. Zelfs in de Lindenberg joeg dat hele golven van opwinding de zaal in.
Allemaal voorspel, want waar we echt voor kwamen was natuurlijk Die Weise von Liebe und Tod, Frank Martins Cornet, op een prozagedicht van Rilke, misschien wel de meest volmaakte versmelting van tekst en muziek ooit. De alt Helena Rasker en de spelers van het NJO scheurden het akoestische floers van de zaal resoluut aan flarden met hun vlijmscherp geprojecteerde intensiteit, en lieten deze wonderschone, van weemoed doordrenkte muziek alles doen wat ze vermag: koude klemgrepen om het hart leggen, tranen laten prikken, een enkele stomp in de maag uitdelen, en dat alles telkens weer goedmaken met zachte, maar nooit simpele troost. Er waren, schande! nog lege stoelen genoeg in de zaal, dus het was erg, erg dom van u dat u er niet was.
zondag 17 augustus 2008
Liefde en dood
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)