Savage grace is een heel nieuwe kijk op bakeliet, wanneer al niets anders. U had vast niet gedacht dat de erfgenamen van het oerplastic-imperium van Leo Baekeland een cast vormen waar zelfs die van de zuurste Griekse drama’s naast verbleekt. Overspel, seksuele losbandigheid, incest en moedermoord, you name it, they did it. Onder een hoogglanslaag van artistieke pretenties, intellectuele flimflam en een nomadisch leven in de beau monde gestoffeerd met prestigieuze connecties (onze eigen prins Bernhard inbegrepen, naast Dali, Duchamp en nog drie dozijn grote namen), was het bij de Baekelands een moeras van seksuele obsessie en wrakke geesten. U kunt het nu allemaal gaan zien in de film die naar het eerdere boek werd gemaakt, en waarvan ik gisteren een voorpremière mocht genieten. Nou ja, genieten. Savage grace is een bijzonder nare film – maar wel eentje die blijft nagonzen. Nadat het afgrijzen enigszins bezonken is raakt de meelijwekkende treurigheid van de geschiedenis alsnog doel.
Julianne Moore als Barbara Baekeland en Stephen Dillane als haar man Brooks, in de film Savage grace
Brooks Baekeland, net-niet schrijver, was de kleinzoon van bakeliet-uitvinder Leo Baekeland, en derhalve aantrekkelijk rijk. Zodoende wekte hij de interesse van de ambitieuze net-niet Hollywoodster Barbara Daly, die hem aan de haak sloeg met haar flamboyante uiterlijk. In haar nieuwe, chiquere entourage zette ze haar net-niet filmcarrière aan de kant om zich toe te leggen op een bestaan als net-niet schilderes. De Baekelands onderhielden een breed sociaal netwerk vol kunstenaars en Europese adel, dat geen ander doel diende dan met de goeie mensen op de goeie plekken gezien te worden. Barbara was contactueel misschien wat overenthousiast; ze had er geen moeite mee om na een bezoekje aan een hippe New Yorkse gelegenheid in de limo van de eerste de beste voorbijganger te stappen voor een nachtje variatie, terwijl haar echtgenoot vanaf de stoep het nakijken had. Ze kregen niettemin een zoon, Tony, die ze met de rest van hun entourage van de ene metropool naar de volgende jetset locatie sleepten. Ondertussen troetelde Barbara, tussen haar buien van razernij en gekte door, haar zoon aan flarden. Daarnaast vond ze het wel een charmant idee hem ten overstaan van etensgasten te laten voordragen uit De Sade’s Justine.
De jonge Tony Baekeland wordt gespeeld door Barney Clark
Tegen de tijd dat Tony volwassen was, was vader Baekeland, ook de flauwste niet, zijn ontembare echtgenote voldoende zat om er met het eerste het beste vriendinnetje van Tony vandoor te gaan. Die trok zich dat niet al te zeer aan, want had inmiddels in de gaten dat hij mannen aantrekkelijker vond. Moeder Baekeland echter sneed zich prompt de polsen door en werd maar ternauwernood gered. Eenmaal hersteld stortte ze zich op de redding van haar zoon, wiens homoseksualiteit ze ondanks al haar artistieke connecties maar matig kon waarderen. Toen de door haar bestelde meisjes-van-vertier het beoogde effect niet bleken te hebben, maakte ze er zelf werk van – er gaat natuurlijk niets boven een liefdevolle moederhand om een kind van zijn kwalen te genezen. De vilein geraffineerde emotionele chantage waarmee ze Tony aan zich bindt wordt in de film schrijnend verbeeld in de badkamerscène waar ze hem vraagt de snijwond in haar pols, resultaat van haar zelfmoordpoging, te verzorgen.
Eddie Redmayne als Tony Baekeland, Unax Ugalde als zijn beach bum vriendje Black Jake, en Hugh Dancy als Sam Green
Overigens onderhield ze naast haar incestueuze uitjes met Tony ook nog een relatie met een biseksuele kunstpaus, Sam Green. De arme man is een van de weinige nog levende protagonisten, en ontkende na het uitkomen van de film zijn biseksualiteit natuurlijk in alle toonaarden, evenals de zo smeuïg verbeelde suggestie dat hij met moeder en zoon samen het bed gedeeld zou hebben. Hoe het zij, er gebeurde genoeg om Tony’s wereldvreemde, dwalende geest over het randje te helpen, en op 17 november 1972 stak hij Barbara dood in de keuken van hun Londonse woning. Voordien had hij haar al herhaaldelijk met messen bedreigd en ook pogingen gedaan haar voor passerende auto’s te duwen. Niet zo vreemd dus dat familieleden haar al een paar keer gewaarschuwd hadden, maar ze wilde van haar prins geen kwaad horen. Tegen de tijd dat politie en ambulance arriveerden trof men Tony aan de telefoon aan, bezig een Chinese maaltijd te bestellen. Desgevraagd verklaarde hij dat zijn moeder neergestoken was door zijn grootmoeder, een tachtigjarige die aan de andere kant van de oceaan in de VS woonde. Dat was misschien een beetje raar – feit is wel dat oma Nini, toen haar het nieuws bereikte, veel meer overstuur was over het feit dat haar kleinzoon in de problemen zat dan over de dood van haar dochter.
De schizofrene Tony bracht de acht navolgende jaren weinig verrassend door in Broadmoor, een instituut waar de Engelse versie van TBS wordt beoefend. Hij had het er prima naar zijn zin en leefde zich uit in het ineenknutselen van lugubere speeltjes voor een net geboren halfbroertje, clandestiene sekscontacten met medegedetineerden en andere therapeutische bezigheden. Desondanks had de behandeling weinig succes. Na zijn niet erg weloverwogen ontslag, mede bewerkstelligd door de vasthoudende lobby van een groepje goedbedoelende maar slechtgeïnformeerde kennissen, trok Tony in New York in bij zijn grootmoeder, die herstellend was van een heupoperatie. Daar zat hij de hele dag satanische gebeden te mompelen voor een schrijn gewijd aan Barbara waarvan de urn met haar as het pièce de résistance vormde. Zes dagen later opende hij de deur voor de wijkverpleegster die Nini Daly kwam verzorgen, en vertelde haar dat hij zijn grootmoeder zonet met een mes te lijf was gegaan. Hij voelde zich schuldig over al haar pijn en had gedacht haar een dienst te bewijzen door haar uit haar lijden te verlossen. Gelukkig bleken de acht steekwonden dit keer niet fataal. Maar voor Tony was het einde oefening. Nog voordat de rechtszaak kon beginnen werd hij in zijn cel gevonden, een plastic boodschappentas over het dode hoofd. Plastic, ja – als dat geen galgenhumor is.
De film laat de psychiatrische en penitentiaire nasleep helemaal buiten beschouwing en concentreert zich op de morbide relatie tussen moeder en zoon. Tony wordt gespeeld door Eddie Redmayne, die al helemaal gedoemd leek tot een eeuwigheid van pagerollen in Tudor kostuumdrama’s (u begrijpt wel dat als ik pagerollen zeg, ik het niet over WC-papier heb). Het zal hem een opluchting geweest zijn er het adamskostuum voor in plaats te mogen stellen. Hij zet zijn personage intrigerend neer, geholpen door zijn merkwaardige uiterlijk dat op geen enkele manier knap te noemen is, en niettemin in zijn onaardse vreemdheid dwingend mooi. Hij heeft nog meer sproeten dan Julianne Moore, die Barbara speelt, wat een apart realistisch tintje geeft aan de moeder-zoon relatie. Moore is natuurlijk gepokt en gemazeld in het spelen van niet helemaal sporende, pilverslaafde demi-mondaines, en doet dat ook hier met flair en stijl. Andere karakters steken tegen dit duo wat flauwtjes af. Brooks (Stephen Dillane) is een ongeïnteresseerde houten pias, wat vermoedelijk niet ver bezijden de werkelijkheid is; en Hugh Dancy als Sam Green vond ik moeilijk te geloven – die is helaas de redding uit het kostuumgenre voorbij.
Wie de details van het echte verhaal kent kan zich verbazen over de milde, bijna rustige sfeer van de film. Regisseur Tom Kalin brengt de geschiedenis als het ware in soft focus. We zien bijna niets van Barbara's weerzin tegen haar zoons homoseksualiteit, en bijgevolg blijft in het midden of haar seksuele avances naar hem therapeutische bedoelingen hadden. Nog minder zien we van Tony’s langzaam voortschrijdende gekte. Eerder lijkt hij een wat stille, raadselachtige jongen, met een scherp oog voor de eigenaardigheden van zijn familie (uitdagend bespot hij zijn moeder om het zilveren schaaltje met visitekaartjes in de hal, waarin het kaartje van Prins Bernhard 'toevallig' altijd bovenop ligt); er is geen enkele aanloop of voorafschaduwing van de uiteindelijke moord. Dat laat onverlet dat het incesttaboe knap wordt uitgespeeld, waarbij uiterlijke stijl en innerlijk verval een verbluffend amalgaam worden. Als Barbara geduldig de vijf gulpknoopjes van Tony's peperdure Anderson & Sheppard kostuum openmaakt, vervolgens het rokje van haar al even dure bloedrode Chanel mantelpakje opstroopt en zichzelf schrijlings op haar zoons mannelijkheid parkeert is de spanning in de zaal te snijden. En dan zijn we pas halfweg de scène. Er is geen centimeter bloot te zien en toch is het een vertoning van maagkrimpende obsceniteit.
Helaas werd het effect daarvan deels teniet gedaan door de pensionado’s een rij achter me, die als een soort Statler en Waldorf een doorlopend commentaar gaande hielden dat neigde te pieken in niet-grappige grappen op momenten dat de heren zich echt ongemakkelijk voelden. Maar misschien hebt u in de bioscoop waar u deze intrigerende, duistere, kille film gaat zien meer geluk.