zaterdag 23 augustus 2008

Kruideniers in de muziek

In de zorg weten we al een tijdje niet beter: tussen alle kwaliteitsinspecties, beleidsvergaderingen, marktverkenningen, DBC-registraties en visiedagen door is de behandelaar blij als er af en toe nog een gaatje overblijft om een patiënt te zien. Nu moet ook de kunst eraan geloven. Topklasse ensembles worden op hun subsidie gekort niet omdat de artistieke kwaliteit te wensen overlaat, nee, omdat het beleidsplan niet deugt of omdat er te weinig ‘visie’ is, wat dat dan ook moge betekenen. Al die managementbraaktaal komt uit de zompig borrelende buik van het Fonds voor de Podiumkunsten, dat tegenwoordig heerst als een absoluut monarch wanneer het gaat om het verdelen van de kunstsubsidiepoet. Vervuld van grote idealen streeft het Fonds naar ‘innovatie in de keten’, ‘professionalisering en ondernemerschap’, en meer van zulke nietzeggendheden die je in elk beleidsplan van om het even welke bank, friettent of schoenenwinkel kunt aantreffen. Om ‘versnippering’ tegen te gaan wordt opgewekt in het rond gehakt – ‘stroomlijnen’ noemt men dat. Intussen schuwt men de knoet evenmin als het gaat om het beoordelen van artistieke prestaties, al blijft een mysterie hoe men daarbij te werk is gegaan. 'Onvoldoende kwaliteit in de uitvoeringen', 'geen artistieke meerwaarde', 'spelkwaliteit voldoet niet aan de eisen', het zal je als ploeterende broodspeler maar allemaal gezegd worden.

Intussen echter stelt het Fonds aan andermans plannen indringende eisen waar hun eigen rapportage in de verste verten niet aan voldoet. Die hangt namelijk van de vaagheden en tegenstrijdigheden aan elkaar. Het Amsterdam Baroque Orchestra is weliswaar, zo verwaardigt het Fonds zich in zijn goedertierenheid te concluderen, een kwalitatief sterk ensemble, maar omdat er inmiddels meer goede ensembles met hetzelfde specialisme bestaan heeft het zijn unieke positie verloren en is subsidie dus niet op zijn plek. Voor het Orkest van Achttiende Eeuw geldt precies hetzelfde, maar daar horen we er niets over en rinkelt de subsidiekassa rijkelijk. Veelbelovende groepen als de Holland Baroque Society (nooit van gehoord) krijgen een zakcent toegestopt zodat ze het helemaal kunnen gaan maken – maar tegen de tijd dat het zover is klaagt het Fonds dat men zijn ‘onderscheidend vermogen’ of ‘unieke positie’ heeft verloren en gaat de subsidiekraan net zo resoluut weer dicht.

Het ene ensemble wordt berispt omdat het in zijn plannen te weinig drang naar internationalisering laat zien, het andere wordt op zijn subsidie gekort omdat het te weinig in Nederland speelt. Het Fonds vindt verder dat iedereen moet werken aan verbreding van zijn publiek, en vergeet gemakshalve dat sommige niches in de muziek vanuit hun aard altijd maar voor een klein publiek bestemd zullen zijn – juist die niches hebben subsidie dus hard nodig, maar juist zij lopen het grootste risico die niet te krijgen. En het Nederlands Kamerkoor, dat mag meer dan de helft van zijn subsidie inleveren, maar het Fonds verwacht niettemin wel dat “het Nederlands Kamerkoor garant blijft staan voor een hoogwaardige spelkwaliteit.” Wij draaien u de duimschroeven gaarne aan, maar gelieve daar wel mooi bij te blijven zingen.