maandag 30 november 2009

Oudheidkunde

Ellen Vogel (87) ontvangt de Blijvend Applaus prijs als waardering voor haar hele oeuvre. In München is het proces tegen John Demjanjuk (89) begonnen. Helmut Kohl (79), Mikhail Gorbatsjov (78) en George Bush senior (85) verzamelen zich in Berlijn om de val van de Muur te herdenken. Dries van Agt (78) fulmineert tegen Israël (bravo Dries!). Remco Campert (80) schrijft nog wekelijks zijn stukje in de Volkskrant. Queen Elizabeth (83) opent voor de zoveelste keer het Parlement en zakt nog steeds niet in elkaar onder het gewicht van de Engelse koningskroon. Oud BBC reiscorrespondent Alan Whicker (84) doet een deel van zijn eertijds, in de jaren '50, revolutionaire reisprogramma nog eens dunnetjes over in Hongkong. Hella Haasse (91) overweegt het schrijven van een nieuwe roman. Willem Aantjes (86) windt zich op over de koers van zijn CDA. Het Festival van Luzern verlengt het contract met Claudio Abbado (76) met vier jaar. Ook collega George Prêtre (85) is onverminderd in trek, al moet hij wel een beetje grinniken wanneer een concertorganisator hem voor 2011 probeert te boeken.

Zomaar een aantal mediamomenten die mij (42) de laatste tijd opvielen. Ik ben duidelijk een obsessie rijker.

woensdag 25 november 2009

Komt een man bij de dokter...

In de rol van bedrijfsarts heeft de Arbodienst van mijn werkgever een Dr. McDreamy gecast die Patrick Dempsey op afstand het nakijken geeft. Onlangs nog hoorde ik een herintredende collega, die eigenlijk Arbotechnisch wel klaar is, na haar vermeende laatste afspraak met deze halfgoddelijke esculaap juichen, “hij wil me nog een keer terugzien!” Hoe komt iemand in ‘s herennaam zo bruin terwijl het buiten alleen maar grijze Hollandse herfst is? Als patiënt voel je je meteen op sterven na dood wanneer al die demonstratieve, gespierde gezondheid bezorgd naar je toe leunt aan de overzijde van het bureau. Over de rolverdeling kan hier geen twijfel bestaan.

Om het nog erger te maken had de dokter contact gehad met mijn oncoloog, en greep hij de gelegenheid vriendelijk doch beslist te baat om het slecht-nieuws gesprek van een half jaar geleden nog eens dunnetjes over te doen. Lekker direct en op de man af, zoals dat tegenwoordig in desbetreffende opleidingen ongetwijfeld wordt ingepeperd. “Het is duidelijk hoe het gaat eindigen, alleen niet wanneer,” sprak hij warm, terwijl hij me middels een meewarige glimlach een blik gunde op zijn wit blikkerende tandpastareclamegebit. Jongen toch, tandartsen moeten ook ergens van leven! "Hij kan je niet beter maken," voegde hij voor de zekerheid nog toe (vrouwelijke dokters bestaan in McDreamyland natuurlijk niet). Toen ik zo dom was twee half hoopvolle woorden te laten vallen herhaalde hij dat nog maar eens een keer. Enfin, daarmee was de lichte euforie over de positieve scanuitslag van een paar dagen terug wel afdoende verdreven. Die was al wat verbleekt doordat de dokter de prettige stemming van de jongstleden dagen eerder al zo vakkundig hormonaal wist te duiden in termen van adrenaline. Kijk, ik ben een materialist in hart en nieren, maar je kunt je materialisme ook een beetje proberen te timen, toch?

Dokters.

Gelukkig verjoeg de stormwind buiten het dreigende duister in mijn kop weer net zo snel als de jonge dokter het erin had geblazen. “Het is duidelijk hoe het gaat eindigen, alleen niet wanneer.” Dat lijkt me de definitie van het leven zelf. Ook op Dr. McDreamy van toepassing.

woensdag 11 november 2009

Zum Wohl!

Carl Sagan was een held. Tegenwoordig wil je nog wel eens een film in het rampengenre zien waar de wetenschapper een toffe jongen is, ook al heeft dat vaak minder te maken met zijn academische verdiensten en zijn verbeten strijd tegen een corrupte overheid, dan met het feit dat hij wordt neergezet als een stoere vrijbuiter met een driedagenbaard op de vierkante kaak en een woeste net-uit-bed-kuif daarboven. Maar in 1980 was geleerdheid beslist niet cool. Als je slim was, was je een nerd, en vermoedelijk een gestoorde engerd ook nog. Toch kwam Sagan in die jaren onverschrokken op de proppen met de televisieserie Cosmos – een revolutionair concept waarin de schoonheid van ons universum, maar meer nog de schoonheid van de wetenschap bezongen werd. Zoiets hadden we nog nooit gezien, en de titelmuziek van Jean Michel Jarre spookte na elke uitzending nog uren na. Carl Sagan heeft het tijdelijke al lang met het eeuwige verwisseld, maar Cosmos is er weer, op DVD dit keer. Helaas blijkt, net als met Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, dat er zoveel decennia na dato eigenlijk niet meer naar te kijken valt. Fout kapsel; foute jassen; heel foute, pompeuze red-de-wereld speeches uit een tijd dat de nucleaire dreiging acuut gevoeld werd; een gedragen, slepend tempo dat het in deze tijd van afstandsbedieningen en snelle clips echt niet meer doet; - en het fictieve ruimteschip waarin Dr. Sagan zijn reis door tijd, ruimte en wetenschap maakte lijkt verdacht veel op een afgedankt Toppop decor. Zoals zo vaak: het boek is beter.

Want schrijven kon Sagan als geen ander. Contact, later prachtig verfilmd met Jodie Foster, is misschien wel de meest intelligente science fiction roman ooit – zo zou het echt kunnen gaan wanneer een buitenaardse beschaving contact met ons zoekt. Het allermooiste daarbij is Sagan's onwankelbare optimisme. De buitenaardsen hebben het goed met ons voor. In een ander mooi boek, Pale blue dot, legt hij dat uit: als een beschaving een hoog technologisch ontwikkelingsniveau bereikt heeft en zich vervolgens over millennia weet te handhaven moet zij wel vreedzaam en ecologisch bewust zijn, anders had ze zichzelf al lang vernietigd. Carl Sagan had niets op met boosaardige aliens zoals UFO-fanaten die overal zeggen te zien, die de aarde komen veroveren en al doende een merkwaardige obsessie met seks aan de dag leggen.

(De wonderlijke, biologisch nogal lastig te verstouwen, maar door duizenden aangehangen notie dat buitenaardse intelligentsia lichtjaren overbruggen om met aardse vrouwen nieuwe hybriden te kweken was aanleiding voor een van de meest geniale scènes ooit in The Simpsons, waar de arme Marge een alien abductee wordt:

Kang: Congratulations. You have been selected for our cross-breeding program.
Kodos: To put you at ease, we have recreated the most common spawning locations of your species. You may choose either
[as Kodos lists the choices, he highlights a mock-up of each
one]

the back seat of a Camaro,
an airplane bathroom,
a friend's wedding,
or the alley behind a porno theater.
Marge: I absolutely refuse to go along with this; [pause] but since I have no choice, I'll take the alley.
[the alley set slides behind the couch. Kang retracts his
helmet and sits next to Marge]

Kodos: Initiate fertilization procedure.
Kang: Oh, you look lovely this evening. Have you decreased in mass?
Marge: [voiceover] I tried to resist, but they applied powerful mind-confusion techniques.
Kang: Look behind you.
[Marge looks, and Kang quickly uses a ray gun to beam
something on her]

Insemination complete. [deploys space helmet]
Marge: Really? That seemed awfully quick.
Kang: What are you implying?
Marge: Nothing, nothing.
Kang: Whoa, wow, look at the time. I'd love to stay but I have an early meeting tomorrow. You're a super girl, though. I'll call you sometime.
[pushes a button marked "dump." The couch cushion tilts up,
and Marge falls back to Earth through a chute]

)

Daar had Carl vast hartelijk om moeten lachen. Maar verder had hij weinig op met dat soort fantastische verhalen. Dat legt hij dan weer uit in zijn allermooiste boek, The demon haunted world. Dat draait om de vraag hoe het komt dat mensen in grote getale blindelings bereid zijn allerlei verhalen voor waar aan te nemen zonder dat er maar een greintje bewijs voor bestaat. Nog nooit, stelt Sagan verbluft vast, waren zoveel mensen zo goed opgeleid en was zoveel kennis zo breed toegankelijk; hoe kan het dan dat niettemin meer dan de helft van de Amerikanen in spoken gelooft? The demon haunted world is vaak erg vermakelijk door de genadeloze en toch bijna liefdevolle manier waarop de schrijver de onzinnigheid van spokengeloof, UFO-verhalen, graancirkels, Mariaverschijningen en andere onaardsheden blootlegt. Maar onder de zachte spot voelen we steeds een bezorgdheid, zelfs een angst, die Sagan naar het einde van het boek ook uitspreekt. Goedgelovigheid is gevaarlijk. Het klakkeloos voor waar aannemen van verhalen zonder bewijs is de grondslag van totalitaire regimes, van racisme, van politieke en justitiële misstanden, van fundamentalistische religie. Er vallen doden door.

Jammer genoeg zijn boeken als The Demon haunted world altijd preken voor eigen parochie. Ze worden met liefde en smaak gelezen door mensen die het toch al met Sagan eens waren; al die anderen, de wichelroedelopers en de metamorfosemasseurs, die vinden dat de wetenschap 'ook maar een geloof is', of zelfs een georganiseerde samenzwering om hogere waarheden te verdoezelen, laten zulke boeken links liggen. Hoe jammer dat is blijkt dezer weken weer eens nu de samenzweringstheorieën als paddenstoelen uit de grond schieten rond de Mexicaanse griepvaccinatie. Internet geeft iedere losgeslagen idioot een stem, en andere losgeslagen idioten een grenzeloze bron van zelfbevestiging. Boze, mislukte artsen gooien het over de paranoïde boeg en worden alsnog wereldberoemd. Met droge ogen wordt beweerd dat het aan de medische samenzwering te danken is dat we steeds minder gezond zijn - in een westerse wereld waar de gemiddelde levensverwachting ieder jaar met enkele maanden toeneemt en het aandeel ernstige ziekten in de bevolking gestaag daalt. Waar doe je het als wetenschapper allemaal voor, vraag je je af. Massa's mensen die beter zouden moeten weten lopen liever het risico dat hun kind sterft aan een lullig virusje dan dat ze zelfs maar willen overwegen zich een keer tot de feiten te beperken. Lichtgelovigheid en gebrek aan scepsis zijn gevaarlijk, inderdaad. Vooral in een verwende samenleving die verslaafd is aan zelfbedachte angsten.

Ik ben tegenwoordig een risicogroep, dus kreeg ik een uitnodiging voor de Mexicaanse griepvaccinatie. Op het gevaar af nu een met nanochips doorspoelde slaaf van gestoorde wetenschappers en boosaardige politici te zijn, ben ik gegaan, meteen. Toen de spuit erin ging dacht ik, 'Op jou, Carl! Cheers!’

zaterdag 7 november 2009

Oranje boven

Koninkjes en koninginnetjes, prinsjes en prinsesjes, ik vind dat allemaal machtig interessant. Hoe je als Brabants arbeidersjongetje aan zo’n fascinatie komt kun je je natuurlijk afvragen. Een geschoold analyticus weet dat vast huiveringwekkend te duiden met resultaten die een onmiddellijke opname in een goed beveiligd instituut noodzakelijk maken.

Tot die tijd strijk ik elke zaterdagavond ongegeneerd een dik half neer voor de EO, gewoonlijk niet mijn ideale omroep. Maar de EO maakt Blauw Bloed, een abject hielenlikkerig programma dat mij zorgvuldig op de hoogte houdt van alles wat onze royals en die van andere landen zoal uitspoken. Niet alleen de confessionele achtergrondruis moet ik daarvoor tolereren, maar ook een treurig stemmende man die zijn naam zeldzaam weinig eer aan doet, presentator Jeroen Snel. Zo gemotiveerd ben ik.

Enfin, ik kom er nog genadig vanaf – als ik er genoeg van heb kan ik gewoon naar de zapkast grijpen, maar die arme Trix en haar kroost vinden Jeroen op hun pad waar ze ook gaan, ze zijn genadeloos aan hem overgeleverd. Overal staat hij te trappelen achter het rode koord om een zinloze vraag te lanceren (“Majesteit, hoe vindt U het om hier te zijn?”) en kirrend het voorspelbare antwoord te incasseren (“Erg fijn” – wat dacht je dan dat ze ging zeggen, Jeroen?). Ga naar een schoolproject in de rimboe van Mexico, en nog moet de Koninklijke stoet tijdig afremmen om Jeroen niet over zijn snelle hielen te rijden. Beklim een pyramide in diezelfde contreien en Jeroen staat de hoogheden boven al op te wachten voor weer zo’n heerlijk ons-kent-ons moment: “Lonely at the top?” Even had ik zowaar waardering voor ‘s lands Hoogste Ei, onze kroonpint W-A, die onverwacht sardonisch riposteerde, “nou, u bent er ook.”

Meer dan eens moet ik aan de Bennets denken, die de verschrikkelijk Mr. Collins noodgedwongen te vriend houden omdat hij hun lot in handen heeft. Het is triest maar waar, de Oranjes hebben Jeroen, snel of niet, hard nodig. Hij is zo’n beetje de enige journalist die zo vriendelijk is W-A’s hilarische verspreking weg te editen uit een reportage over het jongstleden staatsbezoek. En als er al eens een kritisch woord moet worden besteed aan een Mozambique project of zo, de Familie kan erop vertrouwen dat Jeroen een goed woordje voor ze doet. Het scheelt ook niet veel of je zou denken dat Jeroen zelf deel is van die familie. "Een kranslegging en een staatsbanket zijn gebruikelijk op de eerste dag van een staatsbezoek," orakelt hij door de wol geverfd, en later meldt hij, “we lopen over het fraaie dorpsplein,” – inderdaad, 'we'; maar misschien is dat ook wel pluralis majestatis, nu ik erover nadenk. Nog even en Beatrix staat popelend achter het rode koord – “En hoe vindt u het nou om hier te zijn, meneer Snel?”