zaterdag 30 augustus 2008

Huisbezoek

Paleizen bouwen hebben de Hollanders nooit gekund. De enige keer dat het goed lukte was het helemaal geen paleis, maar een gemeentehuis. Verder is het knusse kleinschaligheid troef; hoogstens, wanneer het dan toch wat groter moest, werd een rijtje knusse, kleinschalige huizen tegen elkaar aan geplakt, kijk maar naar Het Loo. Soestdijk heeft al helemaal weinig vorstelijks. Het ziet er eerder uit als een deftig sanatorium of een rusthuis voor oud-Indiëgangers. Maar goed, de voorgevel heeft in elk geval nog een soort statige eenheid, en de armen van de colonnades rekken het geheel voor Nederlandse begrippen (en met Nederlandse kostenefficiëntie) tot grote weidsheid op.

De achterkant daarentegen is een regelrechte ramp; die lijkt nog het meest op een straatje in België waar de bewoners er niet gehinderd door bouwverordeningen en welstandscommissies vrolijk op los hebben gefantaseerd. De symmetrie is aan alle kanten overhoop gehaald met jaren ’60 erkers, brandtrappen, dakkapellen, en als hoogtepunt twee grote, ouderwets moderne doorzonramen voor de werkkamers van Juliana en Bernhard. Die bieden, dat moet gezegd, dan wel weer een spectaculair uitzicht op de prachtige tuin; een juweeltje van landschapskunst op zijn Engels waarvan als enig minpunt te bedenken is dat het aanschurkt tegen twee druk bereden wegen.

Hoe ik dat allemaal weet, hoor ik u denken; ben ik soms bij de Oranjes op de koffie geweest? Een beetje wel, ja, want tegenwoordig kan dat. Soestdijk staat leeg sinds Bernhard de tijdelijke voor de eeuwige jachtvelden heeft verwisseld. De Staat, die het gebouw in eigendom heeft, heeft zich drie jaar de tijd gegund om te verzinnen wat in vredesnaam de bestemming moet worden van het pand – denken van staatswege gaat nou eenmaal traag. Intussen wordt het paleis uitgebaat als museum. Dat betekent niet dat iedereen zomaar kan binnenlopen, daar is, zo vertelt de brochure, het kwetsbare interieur niet tegen bestand (iets waar je je na zoveel jaren Bernhard en zijn jachtmaatjes en onafzienbare hordes Oranje kleinkinderen toch een beetje over verbaast). Rondkijken in Soestdijk is net zoiets als eten bij Jonny Boer: zorgen dat je er op tijd bij bent met reserveren. Dan mag je mee in een van de vier groepjes van vijftien gelukkigen die elke dag van de Soester naar de Baarnse vleugel worden geleid door een gids die je vertelt dat je nergens aan mag komen en nergens tegenaan mag leunen. Een genoegen dat op zijn hoogst 56.160 geïnteresseerden mogen smaken, reken maar uit.

Het is meer dan de moeite waard. Ten eerste omdat het gewoon leuk is eindelijk eens te zien wat er aan de andere kant van dat iconische, jarenlang bedefileerde bordes is (een wit marmeren vestibule met aangrenzend twee beschilderde kamers waar respectievelijk jassen werden opgehangen en cadeaus werden verstouwd). Maar meer nog omdat Soestdijk een aantal stijlkamers van onverwachte allure herbergt; het is vooral de invloed van tsarendochter Anna Paulowna geweest die het huis heeft verrijkt met, bijvoorbeeld, een eetzaal en balzaal van internationale klasse. Op andere plekken is het dan weer plat-Hollands; waar Engelsen of Fransen diepzinnige allegorieën zouden hebben ontworpen om een gedenkkamer mee te versieren, liet de Hollandse koning gewoon “Quatre-Bras” op het plafond kalken. Aardigheidjes als de achter een deurkozijn verborgen groeistreepjes van ettelijke generaties Oranjes, de sobere maar mooie art deco familie-eetzaal, met bijpassende dienkeuken met klapstoeltjes voor de lakeien, en de telefooncentrale, keukens en zilverkamers in het souterrain houden daarnaast de herinnering wakker aan het levende huis dat Soestdijk zo recent nog was. Snel gaan kijken, eind 2009 gaat de deur dicht en wat er daarna gebeurt weet niemand.