zondag 26 december 2010

Sissi herzien

Kerst kwam als vanouds met een herherherherherhaling van Sissi, die niet te versmaden historische fantasie uit de onschuldige jaren '50, toen men nog niet maalde om kleine onnauwkeurigheden, en net zo makkelijk deed alsof Frans Joseph Elisabeths ware liefde was als dat men auto's en TV-antennes op de achtergrond goedmoedig tolereerde.

Voor ons, oudgedienden, gesneden koek, maar voor mijn nichtje van drieëneenhalf was het de eerste keer, en ze keek haar ogen uit. Het fenomeen hoepeljurk wekte verbazing. "Die mensen hebben hele lange t-shirts aan, helemaal tot op de grond!". Sissi's trouwjapon echter was aanleiding tot regelrechte bezorgdheid. "Waarom zit die mevrouw in een grote witte zak? Is ze ziek?"

zaterdag 4 december 2010

Herfstzwammen

De Volkskrant heeft het er maar druk mee om zijn nieuwe imago op te houden als clubblad van een theologische faculteit. Gelukkig heeft de redactie voor de editie van vandaag journalist Michiel Hegener bereid gevonden een zwabberend zwamverhaal over islam en godsdienstvrijheid over de volle breedte van twee pagina's uit te smeren. Voor zover er een touw aan vast te knopen is hangt zijn betoog van onzin en gemakkelijke algemeenheden aan elkaar en ik zou er dan ook geen gedachte aan vuil hebben gemaakt ware het niet dat hij een veelgehoorde drogreden over het materialisme in de strijd gooit, hoewel je hem zelden zo lui en rommelig geformuleerd ziet. Ik geef u Hegeners stijlbloempje liefst onversneden:

Menig materialist zal bestrijden dat materialisme een geloof is, maar het bewijs is eenvoudig. Dat hebben we te danken aan de niet aflatende ijver van de sceptici. Via verenigingen, tijdschriften, congressen en boeken bestrijden ze het idee dat er meer zou zijn tussen hemel en aarde. Steeds wanneer ze een paranormaal brandje proberen uit te trappen, bewijzen ze één ding met zekerheid: een bewijs voor het materialisme ontbreekt. Want anders konden ze kortheidshalve naar dat bewijs verwijzen, dan hoefden ze zich niet jaar in jaar uit in te spannen om aanwijzingen dat er meer is dan materie onderuit te halen, althans verdacht te maken. Materialisme is een geloof. Mogelijk is het zelfs een religie, met het kleinste deeltje als hoogste god.
Je moet het hem nageven, die laatste wending is mooi, je herkent de bedreven journalist. Met zo'n uitsmijter zou je bijna vergeten dat alles wat er boven staat een amalgaam is van moedwillige misrepresentatie, absurd simplisme, en zweverig vooroordeel. Het enige dat deze passsage bewijst is dat Hegener gelooft in 'meer', en een korte blik op zijn website leert snel genoeg dat hij graag de westerse wetenschap de les leest om ruimte te scheppen voor reïncarnatie en voor mensen die al mediterend zes jaar kunnen overleven zonder voedsel en water (kijk onder 'Links'). De desbetreffende verhalen maken ook duidelijk dat enige scepsis Hegener zelf vreemd is, en dat hij weinig kaas gegeten heeft van statistische spreiding, de valkuilen van anekdotische bewijsvoering, en de algehele onbetrouwbaarheid van YouTube en commerciële TV-zenders als bron van objectieve kennis.

"Een bewijs voor het materialisme ontbreekt." We moeten Hegener maar vergeven dat hij in zijn missionaire bevlogenheid taalkundig het spoor wat bijster raakt. Als we hem letterlijk nemen spreekt hij zichzelf immers tegen. Hij heeft net geconstateerd dat er materialisten bestaan, dus daarmee is het bestaan van materialisme bewezen. Maar we kunnen vermoeden dat hij eigenlijk bedoelt dat een bewijs voor de louter materiële aard van de werkelijkheid ontbreekt. Hij zegt er niet bij waarom er maar één bewijs zou moeten zijn, of op welke wijze het feit dat er niet één bewijs is het materialistische standpunt ontkracht. In feite is er een schier onafzienbare hoeveelheid bewijzen op elk denkbaar terrein die de hypothese bevestigen dat de werkelijkheid materieel van aard is. Die hypothese zou te ondergraven zijn met bewijzen voor immateriële invloeden (wat we ons daarbij dan ook moeten voorstellen), maar die ontbreken ten enenmale. Er is, gegeven de objectieve waarnemingen die we hebben, simpelweg geen reden of noodzaak om een immateriële werkelijkheid te veronderstellen. Er zijn geen 'aanwijzingen dat er meer is dan materie'. Het 'meer' waar allerlei mensen als Hegener zo aan gehecht zijn, is een antwoord op een niet bestaand vraagstuk. Zo'n veronderstelling beantwoordt misschien een oppervlakkige behoefte aan 'zin' of 'verwondering', maar ze voegt geen verklaringskracht toe als het gaat over de vraag hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Bovendien schendt ze de regel van Occam: bij gelijke verklaringskracht gaat de voorkeur uit naar die theorie die de minste nieuwe vragen oproept.

Je mag dat allemaal in de wind slaan en toch allerlei immaterieels veronderstellen - dat spreekt, we leven in een vrij land. Die keuze heet geloof (of bijgeloof, al heb ik nooit begrepen waarom je die twee zou onderscheiden) - of, in het beste geval, als je van plan bent naar bewijzen te gaan zoeken, een onbevestigde hypothese. En je kunt het nalaten, wat je bijgevolg dus geen geloof kunt noemen. Dat sceptici het ondertussen aanhoudend druk hebben met het uittrappen van paranormale brandjes is in belangrijke mate te danken aan mensen als Hegener zelf, die beter zouden moeten weten, maar er om onduidelijke redenen voor kiezen materialisme, scepsis en wetenschap publiekelijk en op valse gronden af te schilderen als 'ook maar een geloof', en zo vrij spel te geven aan allerlei 'alternatieve verklaringen' waarvan uiterst aannemelijk is dat ze niet meer zijn dan middeleeuwse kolder.

woensdag 24 november 2010

Man ist was man ißt

Koken is het helemaal tegenwoordig. In de eindeloze reeks huis-koop-en-verbouwprogramma's is de keuken het pièce de résistance, met verplicht kookeiland uiteraard. Topkoks zijn nationale celebrities. Je valt op TV van de ene kookwedstrijd in de andere, waar diezelfde topkoks zenuwachtige wannabe chefs lekker in de pan mogen hakken. En het is echt niet zomaar een kwestie van de groente mooi snijden en een stukje vlees lekker rosé bakken, nee, koken moet gaan over de diepste uitdrukking van je wezen. Ik zag het in een Engelse kookshow al eens, dat een kandidate werd weggestuurd omdat ze 'in haar koken onvoldoende uitdrukte wie ze was.' Maar nu lees ik tot mijn verbazing dat zelfs de Michelin-brigade dit criterium voor zijn sterrencircus hanteert: "Komt de persoonlijkheid van de chef tot uitdrukking in het eten?"

Ik probeer me voor te stellen hoe zo'n beoordeling in zijn werk gaat. Komt Michelin voor de proeverij bij de chef langs om een persoonlijkheidsvragenlijst af te nemen, zodat de uitkomst daarvan straks gematcht kan worden met het Menu Degustation? Als er een hele saaie chef in de keuken staat, scoort hij dan ook een punt wanneer hij vervolgens inderdaad heel saai kookt?

Hoe smaakt een narcistisch klaargemaakte coquille?

dinsdag 23 november 2010

De mijne is groter...

Arme Polen. Als je je geloof zo luid moet uitschreeuwen, moet je wel heel veel twijfels hebben.

zondag 21 november 2010

Back to the future

Wie eens vaker dan een keertje op dit blog is langsgekomen weet inmiddels wel dat de wereld van het paranormale zich te allen tijde in mijn warme kritiek mag verheugen. Als ik weer eens langs een aflevering van The Ghostwhisperer gezapt ben is mijn maag nog geruime tijd in opstand (als u op de link klikt moet op voor de grap de disclaimer eens openen...). Dertig procent van de Nederlanders gelooft dat Char, dat nette-kleding-voor-oudere-dames-model dat een occulte versie van Lingo beoefent, daadwerkelijk met de geesten van overledenen in contact staat. Van de Amerikanen tussen 18 en 29 jaar gelooft meer dan 50% dat er spookhuizen bestaan; oudere generaties blijken wat nuchterder - de jonge garde denkt kennelijk dat de kermis en de bioscoop een betrouwbare weergave zijn van de werkelijkheid.

Opmerkelijk genoeg gelooft in de VS een veel kleinere groep, zo'n 24% van de bevolking, in helderziendheid en toekomstvoorspellen. Ik noem dat opmerkelijk omdat juist op deze terreinen, in tegenstelling tot dat van spoken, het een en ander aan (min of meer) wetenschappelijk onderzoek is gedaan met als algemene uitkomst naar het lijkt een klein, maar significant positief effect. Het is duidelijk dat de goegemeente zijn wereldbeeld niet op de wetenschap baseert, maar dat wisten we natuurlijk al. Ik echter krijg het van deze onderzoeken een beetje benauwd. Op vele ervan is methodologisch van alles af te dingen, maar nu komt Daryl Bem van de Cornell University met een peer reviewed publicatie in een gerespecteerd blad van de American Psychological Association, het Journal of Personality and Social Psychology, waarin hij op basis van een reeks tamelijk eenvoudige experimenten enkele hoogst merkwaardige resultaten rapporteert. Die overigens, zo begint hij meteen te zeggen, naar zijn opvatting niets met het paranormale te maken hebben, maar onderdeel zijn van psi, een complex van vooralsnog mysterieuze maar normaal menselijke vermogens, met name helderziendheid, toekomstvoorspellen, en telekinese. Sorry Daryl, dat noem ik toch nog maar gewoon paranormaal, al snap ik best dat dat bij een serieus tijdschrift minder goed verkoopt.

Afgezet tegen de claims uit paranormale contreien is het allemaal tamelijk onspectaculair wat Bem zoal vindt. De toekomstvoorspellende prestaties van zijn onderzoekssubjecten wijken maar 3 tot 10 procent af van de verwachte toevalsmarge (en die 10 is een uitschieter), en dat wat voorspeld of voorzien wordt ligt niet verder dan enkele seconden in de toekomst. Maar al lijkt dat niet wereldschokkend, de implicaties van deze bevindingen zijn immens: een substantieel deel van onze theorievorming, niet alleen in de psychologie, maar ook in de fysica, moet op de schop. Aangenomen natuurlijk dat die bevindingen juist zijn, en geloof maar dat daar een levendig debat over zal losbarsten. De uitgebreide versie van het artikel van Bem, 'Feeling the Future', is hier te lezen, dus ik ga het niet van haver tot gort uiteen zetten. Maar het is illustratief om stil te staan bij enkele van zijn experimenten, waarin hij bekende psychologische mechanismen test in een experimentele opzet, alleen in de omgekeerde volgorde waarin ze normaal werken.

Bijvoorbeeld. In een regulier psychologisch experiment zou een proefpersoon gevraagd kunnen worden of een bepaalde afbeelding, die hem op een computerscherm wordt getoond, voor hem een positieve of negatieve gevoelslading heeft. De getoonde afbeeldingen zijn allemaal zo uitgezocht door de onderzoeker dat ze duidelijk en op voorspelbare wijze als positief en negatief te duiden zijn. Wat de proefpersoon niet weet is dat net voordat hij het plaatje ziet er heel kort een woord over het scherm flitst, zó kort dat hij het niet bewust kan waarnemen, maar het onbewust wel registreert – subliminaal aanbieden heet dat. Ook dat woord heeft een uitgesproken positieve of negatieve lading. De combinatie van woorden met navolgende afbeeldingen wordt willekeurig door de computer bepaald. Wat blijkt nu: als woord en navolgend plaatje in gevoelslading overeenstemmen heeft de proefpersoon minder tijd nodig om zijn oordeel over het plaatje te geven dan wanneer het woord negatief is en het plaatje positief, of vice versa: dan is de reactietijd significant langer. Dit effect wordt 'priming' genoemd: de gevoelsbeleving wordt al bij voorbaat een bepaalde kant op gestuurd, en vertraagt vervolgens de reactie als het plaatje er niet bij klopt omdat de proefpersoon dan ergens in zijn hersenen een correctie moet doorvoeren. Kloppen woord en plaatje wel met elkaar dan staat hij als het ware al in de juiste stand en reageert hij sneller.

Bem voerde het experiment in eerste instantie op deze gebruikelijke wijze uit en vond wat te verwachten was: als woord en beeld overeenstemden in gevoelslading, was de gemiddelde reactietijd 23,6 milliseconden sneller dan wanneer woord en beeld botsten. Maar vervolgens deed hij iets dat alleen iemand die al decennia lang in randparanormale sferen actief is kan bedenken. Hij deed het klassieke priming experiment nog een keer, maar draaide nu de aanbiedingsvolgorde van plaatje en woord om. Eerst ziet de proefpersoon een plaatje en geeft daarover zijn oordeel; en pas als hij het oordeel gegeven heeft bepaalt de computer willekeurig welk woord subliminaal wordt aangeboden. Resultaat: het priming effect bleef gewoon bestaan, zij het iets verdund. Als het woord dat op het plaatje volgde niet klopte met de gevoelslading van dat plaatje deed de proefpersoon er gemiddeld nog steeds langer over om op dat plaatje te reageren: 15 milliseconden langer dan wanneer woord en plaatje mooi met elkaar rijmden.

Even ademhalen hoor. Wat Bem hier beschrijft gaat tegen elke intuïtie en elk normaal, causaal begrip van de werkelijkheid in. En hij lijkt er behagen in te scheppen om zijn lezers om de oren te slaan met allerlei varianten op hetzelfde thema - negen experimenten in totaal met samen zo'n duizend proefpersonen, waarvan maar één experiment zonder significant resultaat was: de keuzes die proefpersonen maakten werden systematisch enigermate beïnvloed door informatie die ze pas na die keuze kregen.

Nog een voorbeeld met een bekend psychologisch principe behelst het 'mere exposure' effect: dat houdt in dat een negatieve of neutrale stimulus die je herhaaldelijk ziet alleen al door die regelmatige blootstelling en gewenning een positieve(re) lading krijgt. In een regulier 'mere exposure' experiment zou je de proefpersoon subliminaal een negatief geladen of neutrale afbeelding meermaals kunnen laten zien; vervolgens toon je hem niet-subliminaal datzelfde plaatje, naast een andere maar vergelijkbare afbeelding. De proefpersoon moet nu aangeven welk van beide beelden hij prefereert. Door de onbewuste blootstelling die aan de keuze vooraf ging zullen proefpersonen gemiddeld een voorkeur aan de dag leggen voor het plaatje dat subliminaal al werd aangeboden: als het een neutraal plaatje was zijn ze er een beetje op gesteld geraakt, en als het een negatief plaatje was zijn ze er aan gewend waardoor de negativiteit iets van zijn schok verloren heeft en de afbeelding in elk geval prettiger gevonden wordt dan het verse, nare alternatief.

Bem keerde de procedure weer om, en ziedaar: het 'mere exposure' effect bestond nog steeds. De proefpersoon sprak een voorkeur uit voor een plaatje, pas daarna bood de computer subliminaal en willekeurig een van beide plaatjes als gewenning aan, en voilà: in 53,1% van de gevallen bleek de proefpersoon de voorkeur te hebben gegeven aan het daarna door de computer gekozen plaatje. Geen enorm effect, maar wel een statistisch significante afwijking van de verwachte 50%. Proefpersonen raakten al gewend aan iets voordat ze het ooit hadden gezien.

Tja, daar zit je dan met je logische verstand. Het is maar goed dat je hier en daar in Bem's artikel een zinnetje leest waaruit helder blijkt dat de man in een andere wereld leeft dan u en ik – nou ja, dan ik in elk geval, want wie u bent weet ik eigenlijk niet; - die zinnetjes maken me wat achterdochtig en dat geeft enige troost. Zo is er één experiment waarin hij zijn proefpersoon een zestal woorden uit een lijst van 24 liet oefenen via een eenvoudige opdracht. Maar eerst kreeg de proefpersoon een reeks van 48 woorden aangeboden, waaronder die aanstaande zes oefenwoorden. Nadat de reeks was vertoond werd onaangekondigd de opdracht verstrekt om zoveel mogelijk woorden uit de reeks van 48 op te schrijven als men zich kon herinneren. Geheel volgens Bems omgekeerde wereld werd de oefening als laatste gedaan. En ja, u voelt 'm al: de naderhand geoefende woorden bleken al voor de oefening beter herinnerd te worden. Het is het equivalent van vandaag een examen halen omdat u er morgen goed voor gaat studeren.

In dit experiment voerde Bem echter ook een controleconditie in, waarbij de oefenwoordenlijst van 24 wel werd getoond, maar zonder dat de zes doelwoorden daadwerkelijk werden geoefend. Een van de redenen hiervoor, aldus Bem, was om te bewijzen dat het gemeten effect inderdaad door de leerconditie werd veroorzaakt, en niet doordat de proefpersoon via helderziende weg de in de computer aanwezige doelwoorden af had gelezen. Hij zegt het met een gemak alsof dat een heel alledaagse alternatieve verklaring zou zijn. En schrijft het menselijk brein in één adem niet alleen het vermogen toe via onverklaarde weg verborgen informatie waar te nemen en de juiste plek op de harde schijf te identificeren, maar zelfs om de reeksen nullen en enen waarin die informatie in de computer is opgeslagen te ontcijferen.

Daar wordt het allemaal toch wat fragwürdig, de onderzoeker lijkt een beetje te ontsporen, en dat verergert zich in Bems discussie over zijn resultaten. Hij doet daar iets waar iedere paranormale hobbyist die zichzelf te serieus neemt dol op is - hij sleept de kwantummechanica erbij. Hij kan er immers niet omheen dat zijn bevindingen nogal een aanslag betekenen op het heersende wetenschappelijke wereldbeeld, en de kwantummechanica heeft oppervlakkig beschouwd de prettige eigenschap dat ze vol zit met contraïntuïtieve rariteiten die omgekeerde causaliteit lijken toe te staan. Ik treed hier met heel lichte voetstapjes, want net als bij die paranormale hobbyist stoelt mijn kennis van de kwantumfysica enkel op een paar populair wetenschappelijke werkjes en op Wikipedia, zodat ik vooral besef dat ik er bar weinig van snap. Maar voor zover ik het snap is retrocausaliteit in de actuele fysica een notie die door sommige wetenschappers theoretisch mogelijk of zelfs waarschijnlijk wordt geacht, echter zonder dat er vooralsnog bewijs voor is. Wat ik ook begrijp is dat kwantumeffecten zich afspelen in de wereld van dingen zo klein dat het woord microscopisch nog reusachtig veel te groot is, en veelal onder extreme omstandigheden: in zeer krachtige energievelden, bij grote snelheid, of onder intense kou. Omstandigheden die we in onze macroscopische wereld niet aantreffen, waardoor we kwantumeffecten daar dan ook niet waarnemen. Dus hoe waarschijnlijk is het dat begenadigde fysici met toepassing van peperdure installaties en van hoofdpijnverwekkend complexe mathematica tergend moeizaam obscure kwantumeffecten in kaart brengen in een submicroscopische werkelijkheid, terwijl een doodgewone psycholoog ze nu met een reeks simpele experimenten en een beetje doorsnee propedeuse statistiek in de wereld van alledag zichtbaar maakt?

Niet zo heel erg, zou ik zeggen. En gelukkig weet ik tenminste één Nobelprijs winnende fysicus, iemand dus die wel weet waarover hij het heeft, die er ook ongeveer zo over denkt, kijk maar hier. Het essay is een decennium oud, maar ik betwijfel dat het veel aan actualiteit heeft ingeboet. Cruciale alinea:

Maar er zijn andere redenen waarom een fysische verklaring [voor paranormale verschijnselen] onmogelijk is vol te houden: men verlangt signalen die terug kunnen gaan in de tijd, signalen die enorme afstanden kunnen overbruggen, signalen die door onwaarschijnlijke bronnen zoals personen die in grote moeilijkheden verkeren, etc., worden uitgezonden, en ten slotte - heel essentieel - het coderen en decoderen moet vlekkeloos verlopen, terwijl in ieder radio- en televisietoestel voor deze stappen uitgebreide en toegewijde elektronica onontbeerlijk is. Kortom, al deze aspecten maken de genoemde verschijnselen volledig onkarakteristiek voor de fysica. In de ogen van de fysicus klinken daarom de verklaringen [voor paranormale verschijnselen] in termen van de deeltjesfysica, de kwantummechanica of de (algemene) relativiteitstheorie (of beide tegelijk) absurd.
Toch moet Bem voor nu het voordeel van de twijfel worden gegund. Hij heeft een net artikel ingediend dat volgens de geldende regels is getoetst bij een respectabel vakblad en publicatiewaardig is bevonden. Nu is het aan het brede forum van zijn collega's om hem het vel over de oren te halen. Vragen zijn er genoeg. Hoe is het bijvoorbeeld (kwantumfysisch…?) te verklaren dat 'stimulus seekers', proefpersonen dus met een verhoogde behoefte aan prikkels en afwisseling, het in verschillende experimenten beter deden dan de anderen, vooral als er erotische stimuli in het experiment gebracht werden? Wat hebben prikkelbehoefte en libido met het vermogen tot toekomstvoorspellen te maken? Is het vermogen de toekomst in te kijken soms een verlengstuk van menselijk ongeduld?

En dan is er het experiment waar niets uitkwam. Het was een variant van het 'mere exposure' experiment dat ik hiervoor beschreef, maar de insteek was anders. Er werden neutrale plaatjes gebruikt, en de hypothese was nu dat herhaalde aanbieding van zo'n neutraal beeld tot verveling zou leiden en tot een voorkeur voor het concurrerende nieuwe plaatje. Verder dacht Bem het vervelingseffect nog te versterken door, nadat de proefpersoon zijn voorkeur voor een van de twee plaatjes had aangegeven, het gewenningsplaatje niet subliminaal, maar zichtbaar en schermgroot te tonen. Kennelijk was hij bij het opzetten van zijn experiment nog niet op de hoogte van de literatuur die hij in zijn rapport wel aanhaalt, waaruit blijkt dat het gewenningseffect sterker is naarmate de stimulus korter wordt aangeboden, en dat subliminale stimuli het best werken. Het 'mere exposure' effect werkt langs onbewuste weg en lijkt door bewuste cognitieve processen zoals directe waarneming eerder te worden verstoord. Wat interessant is, is dat die verstorende werking zich kennelijk ook retrocausaal voordoet. Dat zegt iets over de manier waarop een proefpersoon een retrocausale stimulus waarneemt. Wel onbewust, maar kennelijk niet als de retrocausale stimulus bewust wordt gemaakt. Als dat komt omdat, zoals Bem veronderstelt, net als bij gewone habituatie cognitief bewust ervaren plaatjes minder goed werken, impliceert de onderzoeker daarmee dat zijn proefpersonen een bewuste, visuele waarneming moeten hebben gehad van de habituatiereeks nog voordat die vertoont werd. Helaas heeft hij daar geen navraag naar gedaan. Voor zover Bems experimenten laten zien kunnen mensen misschien wel een beetje de toekomst gewaar worden, maar alleen zonder dat ze het merken. Een of een paar seconden in de toekomst 'voelen' zonder dat je het in de gaten hebt; wetenschappelijk een belangrijke bevinding, maar voor alledaags gebruik tamelijk zinloos en een wereld verwijderd van wat allerlei paranormaal begaafden bedoelen als ze zeggen dat ze de toekomst zien.

Andere, ingewikkelder vragen doemen op. Hoe 'weet' een retrocausale habituatiereeks bijvoorbeeld op welk moment in het verleden hij zich moet 'aanbieden'? In normaal mere exposure onderzoek bepaalt de onderzoeker de timing tussen de subliminale reeks en het keuzemoment. Ook retrocausaal moet de proefpersoon de reeks onbewust hebben ervaren voordat het keuzemoment komt, anders kan er immers geen gewenning zijn. Maar niemand heeft daarover controle, dus hoe komt het dan dat die gewenningsserie zich als het ware 'uit zichzelf' precies op het goede moment doet voelen? De proefpersoon weet niet dat hij die serie te zien krijgt dus heeft er geen invoed op. Of leef ik hier nog teveel in de reguliere causaliteit, en moeten we veronderstellen dat het hele gewenningsproces retrocausaal verloopt: de proefpersoon kiest, went daarna pas aan de stimulus, en die achteraf opgetreden gewenning doet zich al in de eerder gemaakte keuze gelden? De proefpersoon wordt niet de plaatjes retrocausaal en onbewust gewaar, maar het gewend zijn aan de plaatjes? Bem laat zich er niet over uit hoe hij zich dit voorstelt, en ik krijg er een beetje buikpijn van.

Andere vraag: hoe lang kun je de tijd maken tussen de keuze en de subliminale reeks voordat het effect verdwijnt? - met andere woorden, tot hoe ver in de toekomst reikt de retrocausaliteit? En nog één: Als Bem veronderstelt, zoals hij lijkt te doen, dat de verklaring van retrocausaliteit in de fysica te vinden is, dat wil zeggen, dat retrocausaliteit een eigenschap is van de ons omringende werkelijkheid, waarom is het effect dat hij vindt dan zo klein? Je zou dan, omdat ze geen speciale 'gave vereist', toch verwachten een geslaagde voorschouw bij heel veel mensen te zien? Het is nogal jammer dat Bem geen enkel beeld geeft van de spreiding binnen zijn proefgroepen: waren er bijvoorbeeld mensen die het telkens opvallend goed deden?

En tja, hoe onaardig ook: bij resultaten die, indien waar, zulke ingrijpende gevolgen hebben als deze moeten we ook zeker weten dat de onderzoeker zijn data niet een handje geholpen heeft in de gewenste richting; een risico misschien nog een beetje groter bij deze oudgediende psycholoog aan het eind van zijn loopbaan die al decennia bezig is met 'psi' en wellicht alsnog de grote klapper wil maken die eerder is uitgebleven? De remedie voor deze schaamteloze verdachtmaking, waarvan mijn wangen kleuren, wordt gelukkig door Bem zelf aangedragen: replicatie. De onderzoeker heeft, prijzenswaardig, zijn hele protocol beschikbaar gesteld voor andere onderzoekslustigen, en het zal nu zaak zijn zijn experimenten elders, met andere proefpersonen en andere proefleiders te herhalen om te zien of er hetzelfde uit komt.

Op een internetforum merkt een kritische commentator overigens terecht op dat Bems rapport overtuigender zou zijn wanneer hij niet negen verschillende experimenten had gedaan, maar slechts één, met acht replicaties. Als hij met een van die replacitiesessies bij James Randi was langs gegaan had hij in het voorbijgaan ook nog een miljoen kunnen verdienen - leuk voor zijn pensioen, sinds de crisis kun je daar in Florida half Miami voor kopen.

(PS 22 november: Voor de liefhebbers, het vel over de oren halen is al begonnen. Voor een weloverwogen en glasheldere kritiek op Bems methodologische en statistische aanpak, die van zijn resultaten weinig heel laat, kijk hier - van eigen bodem nog wel. Ook de eerste replicatiestudie van een van Bems experimenten is er al, zie hier - u krijgt zelfs de gelegenheid om zelf, online, aan een van de experimenten deel te nemen. Er werd overigens geen bewijs voor precognitie gevonden. Het enige vervelende aan deze artikelen is dat ze mijn bovenstaande betoog geheel en al overbodig maken, en dat u dat dus ook voor niks gelezen heeft...)

vrijdag 19 november 2010

Russisch beieren

Het zal mijn katholieke herkomst zijn, denk ik; de herinnering aan moeder die opschrikte als op een doordeweekse dag 's morgen om elf uur de kerkklokken begonnen te luiden, want dan was er iemand dood gegaan; of anderzijds het feestelijke gebeier dat de kroon zette op het vuurwerk in de nacht van oud op nieuw. Als er klokken luiden is er iets bijzonders aan de hand – zo is het in de muziek ook, en ik ben voor een muziekstuk reddeloos verkocht zodra er klokken in klinken. Ik zwoeg me door de hele, taaie, godsonmogelijk langdradige brei van Wagners Parsifal heen alleen maar voor het donkere bonzen van de reuzenklokken van Montsalvat. Mahler, toch al niet te versmaden, verdient nog een streepje meer omdat hij een klokkenist par excellence is, die alle stemmingen van het luiden in zijn symfonieën aan bod laat: feestelijk en uitgelaten in de Tweede en de Zevende; hoopgevend in de Negende; mysterieus dreigend in de Zesde; middeleeuws naïef in de Derde; en ernstig vermanend in de Achtste. Malcolm Arnolds Vijfde, Khatchaturians Tweede (bijnaam "De Klok"), Casella's Tweede – er is een hele reeks weinig bekende symfonieën waar ik misschien de weg nooit naar toe gevonden had als er geen klokken in hadden geklonken.

Dat ik meerdere opnames van Sjostakovitsj' Elfde in de kast heb staan komt deels ook omdat het een symfonie-met-klokken is. Een heel erg foute symfonie, waar een mens met smaak en fatsoen eigenlijk niet naar hoort te luisteren. Filmmuziek zonder film, zeggen de critici graag, regimevriendelijke agitprop vol eindeloze herhalingen en gespeend van enige symfonische merites. Er is geen contrapunt van betekenis te bekennen, harmonisch gebeurt er ook weinig revolutionairs, en zelfs de melodieën zijn niet origineel, die heeft de componist nagenoeg allemaal ontleend aan de revolutionaire volksmuziek.

Het werk werd in 1957 voltooid en was een instant succes. Vadertje Staat was tevreden: aan de eisen van het Socialistisch Realisme was voldaan, en ook het programma van de muziek kon op instemming rekenen: het betrof de gebeurtenissen van de Bloedige Zondag van 1905, toen de tsaar voor de poorten van zijn Petersburgse Winterpaleis een vreedzaam betogende menigte met grof geweld in de pan liet hakken. Later hebben Sjostakovitsj-adepten die met het stuk omhoog zaten nog wel geopperd dat het eigenlijk een aanklacht is tegen het staatsgeweld waarmee net de opstand in Hongarije was neergeslagen, maar voor die aanname is er weinig bewijs. Hoe dan ook, het publiek was al niet minder enthousiast dan de autoriteiten, en Sjostakovitsj beleefde met de Elfde zijn grootste triomf sinds de even dubieuze maar waanzinnig succesvolle Zevende.

De tsaristische garde opent het vuur op de demonstrerende menigte voor het Winterpaleis - een doek van Ivan VladimirovVreemd eigenlijk. Weliswaar is er geen gebrek aan luidruchtig spektakel en begrijpelijke deunen, maar je kunt de Elfde toch moeilijk een crowd-pleaser noemen. Het is een bars en grimmig werk vol ijzige kou, zuchtende droefenis, en moord en doodslag. Het eerste deel is vijftien minuten bevroren stasis, met een dynamiek die zelden het piano overstijgt, gevuld met ijle dissonanten van de strijkers die in de oren bijten als strenge vorst in je vingers. Wanneer het drama alsnog losbarst blaft het koper de ene schurende dissonant na de andere, en als, net voordat de Technicolor verklanking van Bloedige Zondag arriveert, de trombones zich vele maten lang op volle kracht door glibberige glissando's omhoog sleuren keert je maag zich zowat om. En tenslotte is er wel een overweldigend slotgebaar, met die klokken, maar het is een razende, blinde paniek waarin dit werk, opgejaagd door een donderende galop van de grote trom, naar zijn einde vlucht. Bepaald geen materie waarvan je verwacht dat het Volk er opgetogen van raakt. Het zal dus de elementaire, bijna schaamteloze uitdrukkingskracht van de eenvoudige middelen zijn die het hem doet. Ik krijg er elke keer kippenvel van - het uur van de Elfde verveelt me nooit.

En gelukkig zijn er dirigenten te over die genoeg geloven in dit werk om ermee te overtuigen. Haitink deed dat al, met een wonderschone opname uit het Concertgebouw; het heeft bijna iets pervers om zulke orkestrale finesse aan een stuk als dit te spenderen, maar het werkt wel. Jammer alleen dat de klokken er wat bekaaid vanaf komen. Wat dat betreft biedt Oleg Caetani in Milaan het andere uiterste: die komt op de proppen met immense, kathedrale klanken, alsof ie denkt dat ie Parsifal doet – geweldig spectaculair maar ook nogal absurd, meer geluidseffect dan muziek. Best van allemaal is Alexander Lazarev met het Nationaal Orkest van Schotland op het kleine label Linn. Intens geconcentreerd, onverbiddelijk gefocust, met in het eerste deel een Paleisplein waar je acuut aan vastvriest. Het onverdraaglijk saaie derde deel, met een sullig thema dat bij het voorgeschreven adagio als los zand uit elkaar valt, neemt hij plompverloren alla breve, en brengt daarmee redding. De rest is magnifiek. Nadat tenslotte een weemoedige Engelse hoorn uitvoerig heeft gemijmerd over het hoofdthema rolt plots de donder, en jaagt een gorgelende basklarinet de finale storm aan. En terwijl takken en puin je om de oren vliegen zijn daar eindelijk de klokken, luid en panisch, die je manen een veilig heenkomen te zoeken terwijl ze tegelijk zeggen dat het daarvoor al veel te laat is.

maandag 8 november 2010

Geld maakt wel/niet gelukkig

Nederland werd al steeds gekker; en nu zijn het ook nog de donkere dagen voor (tegenwoordig heel enge) Sint en Kerst, en zetten we met zijn allen nog een tandje bij. SBS 6 doet paranormaal begaafde kinderen en de publieke omroep, ook niet te flauw, vergooide een deel van zijn bedreigde centen gisteren nog aan Bijna Dood Dokter Pim van Lommel. Misschien zijn die bezuinigingen toch zo gek nog niet. Van Lommel is inmiddels helemaal afgedreven naar Cloud Cuckoo Land, getuige zijn warme conversatie met een man die sedert hij een transplantatienier van zijn vrouw ontving regelmatig telepathisch met haar in contact staat - via die nier. Dokter Pim: "…een nier in liefde gegeven en in liefde ontvangen doet het vaak heel veel beter, dat is echt waar, en dat is ook niet medisch verklaarbaar, maar je hoort het heel vaak…". Ach, ook gepensioneerde cardiologen hebben het volste recht zich met dit soort zottigheden van de straat te houden. Alleen, Dokter Pim doet het op TV, en onder het mom van de wetenschapper-die-het-allemaal-onderzocht-heeft – en dat is gewoon erg.

Enfin, de tijden zijn er naar wil ik maar zeggen, en dus geen wonder, al met al, dat me vandaag weer eens een ouderwetse kettingbrief bereikte via een lang vergeten voormalig orkestlid in wier mailbestand ik kennelijk nog rondhang. Nou ja, ouderwets, tegenwoordig heeft zo'n brief natuurlijk de vorm van een gelikte Powerpoint presentatie, compleet met irritante animaties. Dia na dia werd een reeks Chinese wijsheden over me uitgestort over de elementaire waardeloosheid van geld. "With money, you can buy a house, but not a home"; "With money you can buy sex, but not love"; "With money you can buy a clock, but not time"; "With money you can buy a book, but not knowledge"; of, enigszins betwistbaarder gezien het hedendaagse aanbod van farmaceutica, "With money you can buy a bed, but not sleep." Et cetera, u kunt er zelf, al bent u geen Chinese wijsgeer, vast nog wel een paar dozijn bij verzinnen.

Nadat deze diepzinnigheden voldoende waren ingepeperd volgden de gebruikelijke dreigementen: stuur deze boodschap binnen vier dagen door aan twintig vrienden, of anders zwaait er wat. Anderzijds, wie braaf gehoor zou geven aan de opdracht werden wonderschone beloningen in het vooruitzicht gesteld; beloningen die merkwaardig los bleken te staan van de net gegeven boodschap, om niet te zeggen, haaks daarop: "ONE MAN GOT HIS FIRST COPY OF THE PROVERB IN 1953 AND ASKED HIS SECRETARY TO MAKE HIM 20 COPIES. NINE HOURS LATER HE WON $99 MILLION IN THE LOTTERY IN HIS COUNTRY."

Huh...? Ik was al te bekrompen voor Van Lommels weidse wetenschapsvisie. Maar ik ben ook te dom voor Chinese filosofie, geloof ik.

woensdag 3 november 2010

Ander Spanje

Van plan om naar Barcelona te gaan? Hier is een tip: blijf een half uurtje langer in het vliegtuig zitten. Aan dezelfde kust een paar honderd kilometer verder ligt een juweel van een stad waar je niet je nek breekt over zakkenrollers en toeristen, en die op alle fronten met Barça kan concurreren, tenzij je toevallig ernstig verslaafd bent aan de rottende kadaver architectuur van Gaudi.

Valencia heeft een mooi, oud hart met een lieve ratjetoe van een kathedraal en een onuitputtelijke collectie negentiende eeuwse roomtaartgevels, bezaaid met frivole torentjes en koepeltjes. De drooggevallen bedding van wat ooit de rivier de Turia was is omgetoverd in een park vol fonteinen en palmbosjes en ligt als een groen lint om het centrum heen gevleid. Richting zee mondt het groots uit in Valencia's antwoord op Gaudi, de Ciudad de las Artes y de las Ciencias – een overweldigend complex van frisse, futuristische architectuur van de hand van stadszoon Calatrava. Je moet het zien om het te geloven; bij avond, als de golvende lijnen van de verlichte ribben, helmen en vleugels van deze gebouwen zich weerspiegelen in de gladde vijver waarin ze zijn neergezet is de zinsbegoocheling compleet. Vooral wanneer, zoals op de avond dat wij er waren, te midden van dat alles een koperorkest met veel tromgeroffel dramatische marsmuziek van zich geeft – even was er geen gisteren en geen morgen meer, geen ziekte en geen zorg, alleen maar een volmaakt prachtig hier en nu.

En verder: ijssalons die aardappeltortilla- en gazpacho-ijs verkopen; de Mercado Central, een schitterende Jugendstil markthal waar het een leven is van jewelste tussen de hammen, de vis en tomaten zo rood en rijp als je ze hier nooit ziet; de Lonja de Sede, de oude zijdebeurs, waar je bezijden de grote zuilenhal, als je de moeite neemt sommige van de ragfijn gesneden deurkapitelen wat beter te bekijken, gemene duiveltjes dingen kunt zien doen die de Partij van de Dieren nooit zou goedkeuren; het paleis van de Markies van Dos Aguas, een rococodruipkaars met een immense voordeurlijst helemaal gehouwen uit albast en een interieur van bonte negentiende eeuwse pronkvertrekken; winkeltjes vol katholieke parafernalia en een passementerie die 'De drie Weesgegroeten' heet, aan het prachtige Plaza de la Virgèn, waar in de gelijknamige, weelderig barokke koepelbasiliek een oud pastoortje de mis leest; en een heel mooi zee aquarium waar de haaien over je hoofd heen zwemmen zodat je hun rijen tanden kunt tellen, terwijl een blije belugawalvis het goed doet als Homer Simpson look-a-like. En, en, en…

Klik op de foto voor een een kleine impressie.

donderdag 28 oktober 2010

Optimist

Deze is te mooi om te vergeten. De 89-jarige mevrouw van den Hamer vindt het niet erg om in de regen naar buiten te gaan. "Het meeste valt er toch naast."

woensdag 20 oktober 2010

Winston Wilders

Fantasten hebben er een handje van zichzelf met Galileo te vergelijken. "Galileo verkondigde een afwijkende visie en werd erom verguisd, ik ook, dus voilà," zo gaat de redenering ongeveer. Toegegeven, Geert vergeleek zichzelf niet met Galileo, Meester Bram knapte dat voor hem op. Hij maakte het daarbij behoorlijk bont. Net als Galileo baseert Wilders zich op feiten, zei hij, en om dat punt te illustreren verwees hij vervolgens naar islamofobe uitlatingen van John Quincy Adams (1735-1826), zesde president van de VS; William Gladstone (1809-1898), minister president in Victoriaans Engeland; Winston Churchill (1874-1965) en Kemal Atatürk (1881-1938). Wat daarmee vooral bewezen wordt is dat Meester Bram er een merkwaardige definitie van 'feiten' op na houdt. Op welke wijze de persoonlijke opinies van vrome christenen uit een grijs verleden, of die van een geseculariseerde staatshervormer, precies het feitelijke bewijs leveren voor de kwaadaardige bedoelingen van de islam in het hedendaagse westen en voor de golf van islamisering die Geert in Nederland meent te zien is mij een raadsel.

Maar ja, Geerts entourage meent dat als Churchill het gezegd heeft, het dus waar is. Zij gelooft in politici die de waarheid in pacht hebben (brrr), Geert is er zelf een, hij zegt het zelf, dus is het waar. Bovendien, zegt Geert, anderhalf miljoen mensen hebben op mij gestemd, daarmee is toch bewezen dat ik de waarheid spreekt? Blijkbaar is een fameuze uitspraak van zijn geliefde Churchill nog niet tot hem doorgedrongen: "The best argument against democracy is a five-minute conversation with the average voter." En ook een andere populaire quote uit dezelfde bron zou tot enige zelfreflectie kunnen aanzetten: "A fanatic is one who can't change his mind and won't change the subject."

maandag 18 oktober 2010

Knüppelherrschaft

"Daβ [er] einem kleinbürgerlichen Menschentyp, der in Wahrheit der Gefangene der Vergangenheit ist, die Möglichkeit gewährt, sich als 'Revolutionär' zu fühlen, ist in der Tat eine seiner Hauptanziehungskräfte. Eine andre ist seine wüste Freigebigkeit im Versprechen, die jeder, aber auch jeder Art von Unzufriedenheit, der gerechten und ungerechten, mit dem Maule das Ihre gibt, - der gesinnungsloseste Stimmenfang, der je versucht worden. Die Macht um jeden Preis, auf jedem Wege, mit jeder Hilfe: das ist seine 'Idee', - die Macht, Deutschland auf den Begriff zurückzuführen, der er in finsterer Stupidität, sich davon macht. Seine Liebe zum deutschen Volk ist Haβ, grün blickender, gierig seine Stunde abwartender Haβ auf drei Viertel eben dieses Volkes, die nicht wollen, wie er, nicht die Knüppelherrschaft einer Partei wollen, die nicht einmal eine Partei, sondern ein Mischmasch heterogenster Strebungen, Nöte, Begierde und anderer Idealismen ist."

Rinkelt er een belletje? Doen deze woorden u wellicht aan bepaalde omstandigheden in de hedendaagse Nederlandse politiek denken? Mij wel. Thomas Mann schreef ze in 1932, als protest tegen het opkomend fascisme van de Nationaalsocialisten.

zondag 17 oktober 2010

Overkoepeld

Stephen King – dat was lang geleden. Zeker wel sinds mijn middelbare schooljaren, toen ik regelmatig zo'n omvangrijke pil ter hand nam waarin elk hoofdstuk vooraf werd gegaan door een zooi Bijbelcitaten, iets wat me toen indrukwekkend en best literair voorkwam. Veel literairs heb ik in Under the dome weliswaar niet kunnen ontdekken, hoe dik het boek ook is (en ook de Bijbelcitaten bleken verdwenen), maar als maker van spannend vertier kent King geen meerdere, daar ben ik opnieuw van overtuigd geraakt. Der Zauberberg, het actuele leesproject, legde het pardoes tegen zijn kunsten af. Veel te laat ging elke avond het nachtkastlampje uit, omdat stoppen eigenlijk geen optie was.

Ik werd verleid door het gegeven, dat, nee, echt niet gejat is van 'Simpsons, the Movie' - King werkte al in de jaren '70 aan dit idee. Op een dag in oktober valt zomaar uit het niets een enorme, onzichtbare barrière neer rondom een kleine dorpsgemeenschap - een reusachtige koepel van kilometers hoog en honderden meters de grond in. Lucht kan er een beetje doorheen, water nog minder, en verder niets: de dorpelingen zijn plots hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Auto's, vliegtuigen en bommen slaan hulpeloos te pletter tegen een onverbiddelijk niets. De president van de VS kan op zijn strepen gaan staan en bevelen uitvaardigen over wat er binnen de koepel moet gebeuren om de situatie in goede banen te leiden, maar heeft geen enkele manier meer om zijn gezag daadwerkelijk te doen gelden. Chester's Mill, zoals het ongelukkige plaatsje heet, staat er alleen voor.

Het interessante aan Under the dome is dat King zich op dat laatste gegeven concentreert. Wat de koepel is, waar die vandaan komt en waarom, zijn vragen die hij ver van zich af schuift, al worden ze uiteindelijk natuurlijk wel beantwoord. Maar het boek gaat over de dynamiek tussen de dorpelingen, waarin al snel de machtsgreep van een vilein gemeenteraadslid centraal komt te staan. Ineens blijkt het boek verrassend actueel. Het is een hyperbolische studie van het populisme. Achter de zelfgenoegzame christelijke snoodaard die Chester's Mill als zijn persoonlijke bezit beschouwt grijnst het gezicht van Sarah Palin. Leugens en spin weven zich ineen tot een alternatieve werkelijkheid alleen maar gemaakt om macht te krijgen. Als lezer word je er zo boos van dat je het boek niet meer kunt loslaten.

En al heb ik er niet veel literairs in kunnen ontdekken, King heeft wel een sinister talent voor het beschrijven van het moment van (al dan niet bijna) doodgaan – dat ontwikkel je onvermijdelijk, vermoed ik, als je boeken schrijft waarin zo ontzettend veel mensen het loodje leggen:

"For a moment forever yawned at his feet, a clear dark chasm."

Of:

"The precious world, suddenly grown thin and insubstantial, was now only a single gauze wrapping between him and whatever came next."
Het is alleen jammer dat, zoals meestal in boeken waar de spanning zo genadeloos wordt opgevoerd, de ontknoping best wel een beetje tegenvalt. Under de dome gaat vrij plotseling en als een nachtkaars uit. We hebben alle antwoorden en voelen ons toch niet echt bevredigd. Helemaal overtuigd door de psychologie van het boek was ik ook niet. Hoe vreemd de situatie ook is, zou een goed lopende kleine dorpsgemeenschap echt maar een paar dagen tijd nodig hebben om te degenereren tot de moordzuchtige chaos waarin Chester's Mill al snel verkeert? Zouden echt maar zo weinig mensen door de schaamteloze manipulaties heen prikken waaraan het dorp door zijn zelfgekozen leider wordt onderworpen? Zouden alle goeien echt zo slim zijn, en alle slechteriken echt zo dom? Maar ja. Dan denk ik aan Geert en zou het zomaar eens kunnen.

Geen idee. Ik ga de 1000 bladzijden er niet nog eens op nalezen; wacht wel op de TV-serie die inmiddels in de maak is. Nu terug naar tovenaar Thomas, want wat King ook is, een Mann is hij niet.

maandag 4 oktober 2010

Vrij-spraak

'Schandelijk' vond Geert het weer eens. Is u ook wel eens opgevallen hoe dol Wilders is op dat woord? Bijna alles vindt hij schandelijk, schandalig, of een schande, lijkt het wel, behalve zijn eigen vuilspuiterij. Die is een heroïsche uiting van het vrije woord. En daarvoor zit hij nu tegenover dat schandelijk bevooroordeelde rechtscollege in Amsterdam.

Ik heb me afgevraagd wat ik eigenlijk van dat proces vind. Mijn eerste reflex is, griezelig genoeg, om het met Wilders eens te zijn. Het idee dat je met name over religies niks onaardigs mag zeggen en dat je het geloof van de ander moet 'respecteren' lijkt mij onzin. Sticks and stones may break my bones, but words will never hurt me. De hele gedachte van onderling respect verzandt al snel in onmogelijke paradoxen. Een diepgelovige Christen mag willen dat ik me in nette bewoordingen over zijn God uitlaat; maar dan mag ik verlangen dat hij mijn levensovertuiging als atheïst respecteert; - die onvermijdelijk impliceert dat ik zijn God als een fictie beschouw. Wat niet aardig is, en niet respectvol. Maar wel waar. Bovendien, als we alle geloven moeten respecteren, waar houdt dat dan op in deze tijd van het doe-het-zelf zingeving? Sommige mensen geloven met hart en ziel dat ze bezocht worden door buitenaardsen, of door de geest van hun opoe. Moet ik dat ook respecteren? Mag ik ook dan niet zeggen dat een bezoekje aan een psychiater misschien geen kwaad zou doen?

Het is niet anders; in een samenleving als de onze heb je maar te slikken dat jouw overtuiging niet die van je buurman is, en dat er geen enkele grond is van je buurman te verlangen dat hij zich aan jouw god iets gelegen laat liggen. En omgekeerd. Niet zeuren. Sticks and stones…

Dus moet je dan maar alles ongebreideld kunnen zeggen? Dat is de vraag. Het vrije woord komt met verantwoordelijkheden. Ook de verantwoordelijkheid te beseffen dat er halve garen rondlopen die op woorden geen weerwoord hebben, en daarom maar naar sticks and stones grijpen. Dat Wilders de rest van zijn leven wil slijten tussen zes lijfwachten ter ere van het vrije woord vinden sommigen heldhaftig. Ik vind het vooral dom. We kennen allemaal de plekken in onze stad waar je na het donker beter niet komen kunt. Dat je daar door ongure elementen in elkaar wordt getrimd is niet goed te praten, maar als je dat gebeurt zal je omgeving toch ook tuttuttend opmerken dat het niet bijster slim was om daar in het holst van de nacht rond te hangen. Als je met een makkelijk toegankelijke rugzak over een drukke Ramblas loopt moet je niet raar opkijken als daarna je portemonnee weg is. Ik kan het weten, het is me gebeurd. Van alle kanten heb ik gehoord hoe dom het was om die portemonnee niet beter weg te stoppen, en bij de aangifte werd ik door de politie met zoveel verveeld dédain behandeld dat ik tenslotte toornig uitbarstte met de mededeling dat ik hier niet de misdadiger was.

We doen allemaal onze huizen, fietsen en auto's op slot. Op Schiphol staan we allemaal braaf in de rij te stuntelen met onze riemen en schoenen. Niet als knieval voor de misdaad, maar wel in een realistische erkenning van het feit dat misdadigers bestaan. Geert Wilders, de grote held van het vrije woord, doet denken aan een wulps gekleed meisje dat 's avonds laat vrolijk en tegen beter weten in een vunzig, donker steegje in huppelt en zich er daarna over beklaagt dat ze is aangerand. (Ik moet ineens denken aan de fulminaties van Camille Paglia – wat is er eigenlijk van haar geworden? – tegen slachtoffers van date rape: stomme geiten die denken dat je je met een half bezopen adolescente jongen op een slaapkamer kunt terugtrekken en dat het dan wel bij een beetje zoenen zal blijven). Daarmee is nog niet eens gezegd dat Wilders niet mag zeggen wat hij zegt; volgens mij is de toon waarop hij zegt het belangrijkste probleem.

Maar er is nog iets. Kijk naar de VS, waar de vrijheid van meningsuiting daadwerkelijk heilig is. Zó heilig dat doorgedraaide religieuze rednecks bij begrafenissen van gesneuvelde militairen mogen demonstreren met teksten als 'Thank god for dead soldiers'. Is dat al weinig smakelijk, het wordt veel erger wanneer prominente politici en mediafiguren de handen ineen slaan en hun vrije woord systematisch misbruiken om een schijnwerkelijkheid te creëren die zijn verbinding met de feiten steeds verder verliest. De kiezer kan winkelen tussen opinies en zich tenslotte terugtrekken in een wereld waar TV-zenders, krant, sociale omgeving en politieke leiders allemaal dezelfde mening hebben als hij, hetzelfde denken, vinden en uitdragen. De tegenstem is verbannen naar een bij voorbaat als vijandig, leugenachtig en verdorven gedefinieerde buitenwereld. Complottheorieën tieren welig. Je krijgt er geen speld meer tussen. Als zulke groepen vervolgens politieke macht verkrijgen gebeurt er iets heel naars: op basis van allerlei ficties wordt echt beleid gemaakt. Allerlei niet getoetste, onzinnige denkbeelden worden gebruikt om daadwerkelijk in de levens van mensen in te grijpen. Eigenlijk zie je dat in het regeer- en gedoogakkoord van het beoogde kabinet Rutte al gebeuren. Er wordt grootscheeps ingegrepen in het strafrecht en de criminaliteitsbestrijding op grond van de fictie dat het nu niet goed gaat of dat Nederland onveilig is (en op grond van de fictie dat het door de voorgestelde maatregelen beter zal worden). Draconische immigratieregels worden voorgesteld om een niet-bestaande 'islamisering' te keren.

De empiricus in mij steigert. Het is allemaal goed en wel met het vrije woord, maar het mag geen vrijbrief zijn voor prominente figuren die alle media als spreekbuis hebben om eindeloos onzin te beweren over andere mensen, die dergelijke kanalen missen. Degenen over wie de onzin beweerd wordt moeten ergens verhaal kunnen halen. Of de rechtbank daarvoor de beste plek is weet ik niet; en ook niet of het moet gaan om vage, ongrijpbare begrippen als 'haatzaaien' of 'aanzetten tot discriminatie'. Maar dat Wilders gedwongen wordt om zijn losgeslagen beweringen eens te staven met feiten, dat lijkt me een heel goede zaak.

zondag 3 oktober 2010

Radiostilte

Job Cohen is een Concertgebouwbezoeker. Ik zag hem daar nog niet zo lang geleden, gewoon als particulier. Hij was alleen. Liep wat moeilijk, zijn linkervoet zat in een verbandje. Hij zat een paar rijen voor me achterin de zaal, en het was duidelijk dat hij maar voor één ding gekomen was - de muziek.

Zouden Mark Rutte, Maxime Verhagen of Geert Wilders wel eens in het Concertgebouw zijn geweest? Houden zij van muziek? Weten ze waarover ze praten als ze met een achteloze handbeweging het hele Muziekcentrum van de Omroep willen opdoeken? Wat bedoelt Geert eigenlijk met zijn drukbeleden nationale culturele erfgoed, als instituten als het Radio Filharmonisch of het Groot Omroepkoor daar kennelijk niet toe behoren?

De ayatollahs in Iran houden ook niet van muziek.

Als het kabinet Rutte straks klaar is hebben we eindeloze, brede snelwegen waarop je razendsnel mag rijden - en niks meer om naar toe te gaan.

zaterdag 2 oktober 2010

Knobbelkies

Nou wilde ik wel eens weten wat Van Dale er eigenlijk over zegt. Wat is dat, een 'mastodont'? Ergens heeft iemand die term jongstleden tijd in de strijd gegooid als aanduiding voor oudgediende partijkopstukken bij het CDA, en ineens hoor je hem overal - kenmerkend symptoom van de onhygiënische journalistiek van vandaag de dag.

Welnu, een mastodont is 'een uitgestorven slurfdier met grote slagtanden en knobbelkiezen', en in figuurlijke zin 'een geweldig gevaarte'. Het woord is een samentrekking van mastos (vrouwenborst) en odon (tand), en verwijst dus naar die kiezen, die tepelvormige uitstulpingen vertonen.

Ik keek vandaag nog eens naar Van Agt, De Jong en anderen in deze vermeende categorie. Geen van alle zien ze er uit als een enorm gevaarte, het zijn metterjaren eerder wat frêle heertjes geworden. Slurven hebben ze ook niet, en uitgestorven zijn ze evenmin, integendeel, hun deelname aan het wanpolitieke debat is levendig (en herinnert aangenaam aan de tijd dat fatsoen nog een deugd was en het CDA nog principes had). Misschien, dan, dat ze knobbelige kiezen hebben, want anders is de term mastodont echt op geen enkele wijze van toepassing.

Als we aan deze onzinnige kwalificatie willen vasthouden, dan heeft Van Dale in de buurt van 'mastodont' nog wel wat suggesties voor aanduidingen die we op Verhagen en kornuiten kunnen toepassen. Mastocyt, bijvoorbeeld. Mataglap. Oh, en masturbatie.

zondag 26 september 2010

Idioot Nederland

Het zijn zware tijden voor de ingewanden. Een onbewaakte blik op het journaal en alweer slaat de zelfgenoegzame grijns van Rutte je tegemoet. Als je pech hebt krijg je die van vriendje Verhagen erbij, en een heleboel ouwejongenskrentenbrood schouderklopperij. M&M. Samen draaien ze een kapitalistische begroting in elkaar waarin zo'n beetje alles kapot bezuinigd wordt dat Nederland nog een beetje een aardig land maakt, en kennelijk scheppen ze daar een groot genoegen in. Ieder voor zich en Wilders voor ons allen – die heeft, in tegenstelling tot M&M, in elk geval nog een ideologie.

Hoe is het in vredesnaam zo ver gekomen dat dit soort griezels, corpsballen en schertsfiguren echt iets te zeggen krijgen over wat er in Nederland gebeurt?

Kort geleden las ik een vermakelijk en verhelderend boekje. Het heet 'Idiot America. How stupidity became a virtue in the Land of the Free'. Het probleem van het populisme beperkt zich bepaald niet tot Nederland. Auteur Charles Pierce analyseert de Amerikaanse cultus van de onderbuik, en stelt vast dat de arena's van media en politiek tegenwoordig worden beheerst door drie Grote Premissen:

  1. Iedere theorie is waar als ze maar boeken verkoopt, kijkcijfers genereert of anderszins eenheden verplaatst.
  2. Alles kan waar zijn als iemand het maar hard genoeg zegt.
  3. Een feit is datgene wat genoeg mensen geloven. Waarheidsgehalte wordt bepaald door hoe fervent ze het geloven.
In Idiot America, en in Idioot Nederland dus ook, is het laatste wat je doet als je iets over een onderwerp wilt weten, naar de mensen gaan die er daadwerkelijk studie van hebben gemaakt. Zulke mensen zijn elitair en er bij voorbaat op uit om je een loer te draaien. Veel liever wordt er daarom voor gekozen te geloven in allerlei willekeurige, halfzachte analyses door hard roepende amateurs, analyses die altijd het prettige voordeel hebben dat eruit komt wat je zelf toch al dacht of vond. Om die reden heeft Martin Bosma net een dik boek uitgebracht onder de kreupele titel 'De schijn-élite van de valse munters'. Alles is waar als je het maar hard genoeg zegt en als het maar verkoopt. Wilders roept al zo lang zo hard over islamisering, en zoveel mensen zijn hem gaan geloven, dat je tegenwoordig zelfs in de meest serieuze media vergeefs zoekt naar de simpele kanttekening dat het hele fenomeen niet bestaat – het is een hersenspinsel, of, zoals de Indonesische ambassadeur scherp had gezien, een angstpsychose. Het is wat dat betreft een zure ironie dat een beweging die zelf integraal drijft op geloofsdogma's (en het woord van de Ene Leider), haar oppositie uitmaakt voor kerk. (En even ironisch natuurlijk dat Wilders, die over Moslims alles mag zeggen, in de hoogste boom klimt zodra een Moslim iets over hem zegt. Geert werd boos op de ambassadeur, Maxime sprong in de bres, en nadat de ambassadeur zijn excuses had gemaakt toonde Geert zich tevreden: 'Hij is tot mijn vreugde flink door het stof gegaan'. Let op de behoefte aan vernedering in die woordkeus; dat zijn de middelen waarmee Geert zich van zijn eigen superioriteit probeert te overtuigen.)

Het gebeurt allemaal onder het mom van democratie en vrijheid. Het aardige van Pierce's boekje is dat hij laat zien hoe figuren als Sarah Palin, die de mond vol hebben over Amerika's oude waarden, de idealen van de Founding Fathers feitelijk met voeten treden. De mannen die de Amerikaanse democratie op poten zetten wisten heel goed wat er nodig was voor het welslagen van dat project: een goed opgeleide, rationeel denkende bevolking die in staat is weloverwogen en verstandig te kiezen op basis van feiten. Maar de populisten, Palin daar en Wilders hier, zetten de feiten als eerste overboord en geven hun kiezers een vrijbrief om datzelfde te doen, of erger, bieden de kiezer als alibi hun zelfbedachte populistische 'feiten' aan, die wat makkelijker te verhapstukken zijn dan de werkelijkheid. Zo is het gekomen dat hele volksstammen tegenwoordig denken dat klimaatverandering een kwestie van geloof is. Of dat als we het tij niet snel keren, Nederland over 20 jaar onder islamitische wetgeving zal vallen. Of dat het met de veiligheid op straat een stuk beter zal worden als we minimumstraffen invoeren, tbs-verlof afschaffen en zoveel mogelijk mensen opsluiten.

Lastig is het allemaal wel. Graag wordt links verweten dat het geen goed antwoord heeft op de populistische beweging. Maar er is geen goed antwoord op zulke gekte. Er zijn maar twee opties. Zelf ook heel hard onzin gaan roepen die goed verkoopt. Of, veel beter, je gezonde verstand bewaren en de feiten voor het voetlicht blijven brengen. Dat laatste helpt natuurlijk evenmin, want getuigt van elitaire minachting voor de populistische kiezer die zich dus alleen maar harder van je afkeert – maar in elk geval blijft je integriteit intact. Verder moeten we dan maar bidden en erop vertrouwen dat al deze idiotie snel over zijn eigen benen struikelt.

zondag 29 augustus 2010

Wenen in negen fragmenten

Van Oostenrijkers hoor je wel dat het aartsconservatieve, zo niet rechts-radicale engerds zijn. Maar Wenen bleek een fijne stad. Terwijl onze populisten schreeuwen om meer blauw op straat, heb ik in Wenen in vier dagen tijd precies vier politiebeambten gezien, alle vier tegelijk, in een tamelijk gemoedelijke schermutseling met een zwerver. In diezelfde vier dagen hoorde ik precies één keer een sirene. In de metro hebben we per ongeluk zwart gereden omdat we klakkeloos veronderstelden ergens door een tourniquet te moeten; maar er zijn geen tourniquets in de Weense metro, alleen maar her en der een beleefd bordje met de vraag of je je kaartje hebt afgestempeld. Probeer dat in Amsterdam eens.

In het gebouw van de Secession vierde de hedendaagse kunst hoogtij. Links had iemand een gezellig quilt geborduurd van een roze mevrouw die zichzelf wijdbeens en bloederig zat te ontmaagden; rechts had een Poolse kunstenares met engelengeduld honderden identieke crucifixen in meccanoachtige patronen op de vloer gerangschikt. Het waren echter videopresentaties die overheersten: schokkerige, vreemde, plotloze filmpjes met rafelige randen en soundtracks vol gebabbel of geschreeuw, zodat het bij het betreden van de zaal leek of je een Russisch krankzinnigengesticht binnenliep.

Natuurlijk zijn er ook in zo'n gekkenhuis toch altijd een paar dingen die treffen. Een reeks grappige cartoons, bijvoorbeeld, met optimistisch-amerikaanse cliché's als tekst en een plaatje dat daar telkens haaks op stond. En op een wand in een gang had iemand met grote letters de bruikbare slagzin geschreven, "Don't protect me from what I want." Niettemin was het aan het eind van de rondgang een verademing om in de catacomben te eindigen in een grote zaal met Klimts Beethovenfries. Eindelijk echte kunst. Het aanwezige publiek schakelde er pardoes van in de Sixtijnsekapel-modus, en sprak alleen op fluistertoon achter zijn Secessionsfoldertje, alsof er bij stemverheffing zo'n donderend, Vaticaans 'silenzio!' zou klinken.

Schönbrunn bleek overrompelende coulissenarchitectuur op de grootst denkbare schaal, en lag vrolijk geel te glanzen onder de strakblauwe hemel. Jammer dat het binnen overwegend een enorme wit-met-gouden pofferetjeskraam is, met staatsievertrekken van een deprimerende gelijkvormigheid. Alleen de kamers in de tweede helft van de 'grand tour' brachten wat variatie, en een verrassende mate van keizerlijke huisvlijt. Het ene kabinet was beplakt met Chinese taferelen die door leden van de keizerlijke familie zelf verrassend vaardig waren getekend, in het andere waren kostbare indiase miniaturen in de wandbetafeling opgenomen die door diezelfde familie op de goede maat geknipt waren, een curieuze vorm van zondagsvandalisme.

Op een terras in het Museumsquartier zat een ongelukkig kijkende vrouw met twee mannen aan een tafeltje. De vrouw keek ongelukkig omdat een van de mannen een iPad had, en bezig was dat ding te gebruiken voor het enige doel waarvoor het geschikt is, namelijk het aan een andere man laten zien. Dat kon nog wel even gaan duren. Je kon aan gezicht van de vrouw aflezen dat ze hunkerde naar het moment waarop het glimmende kleinood hem uit handen zou glippen om in duizend dure gruzels op de terrastegels te eindigen.

Paleis Lobkowitz was een brandpunt van muziek. Hier was Beethoven kind aan huis, en ik probeerde me voor te stellen hoe men het voor elkaar kreeg de Eroïca uit te voeren in de helemaal niet ruim bemeten feestzaal die tegenwoordig naar haar vernoemd is. Nu liep in het tot theatermuseum geconverteerde paleis een rommelige bric-à-brac tentoonstelling onder de titel 'Mahler en Wenen'. Enkele items ontroerden: een handschrift van Das Klagende Lied, en Mahlers reusachtige, ivoorbeknopte dirigeerstok. Zijn dodenmasker ook, waarvan een weerspiegeling spookachtige in de ruimte leek te zweven, en waarboven het hemd hing dat de componist droeg toen hij stierf. Een mooie flanellen bloes, het merklabeltje nog in de kraag – zou hem dat niet gekriebeld hebben?

Hotel Sacher heeft alle allure van een ooit chique uitspanning die nu wordt platgelopen door kortgebroekte toeristen die uit zijn op hun obligate stukje Sachertorte. Wij voegden ons in deze onvermijdelijkheid, maar lieten ons niet afschepen met alleen maar zo'n stukje highly overrated want veel te droge chocoladepatisserie – in plaats daarvan opteerden we voor de 'Süszer Turm', vier lagen zoetigheid die tot in de verste uithoeken van de zaak opzien baarden en waarvan een indiase familie aan een naburige tafel een hele serie foto's schoot.

In het Oberes Belvedere, over taart gesproken, kon ik vaststellen dat ik inmiddels grondig genezen ben van mijn voorliefde voor Klimt. Terwijl het niet talrijke publiek zich verzamelde rond de glazen vitrrine waarin De Kus stond te glimmen, vond ik het mooier vast te stellen dat Mahlers schoonpapa, Carl Moll, heel sfeervolle, stille en donkere schilderijen maakte die me erg bevielen. Ook een enorme, haast bloederige zonsondergang van Schiele maakte indruk.

Tenslotte. Vier dagen lang heb ik me afgevraagd wat voor soort ham 'Palatschinken' in vredesnaam zou zijn. Thuis ontdekte ik pas dat een Palatschinken een pannenkoek is.

donderdag 24 juni 2010

Mahler maximaal

Mahlers partituren zien grijs van de tempo-aanwijzingen, zodat je zou denken dat zelfs de meest rubatogeile dirigent daarmee tevreden zou moeten zijn. Maar niets is minder waar. "Man, laat dat tempo toch eens met rust!" dacht ik vorige week, toen ik de vaak vermaledijde maar, afgezien dus van al het afremmen en optrekken, verrassend interessante Mahler VII van Giuseppe Sinopoli beluisterde, God rest his soul. Zou het iets van Italianen zijn? Want ik dacht het gisteren weer, toen Daniele Gatti in het Concertgebouw zo her en der kauwgum maakte van Mahlers Vijfde.

Niet dat zijn nogal lyrische insteek het werk misstond. Ik vind het een vreemd, bonkig, zelfs wat naar stuk, die Vijfde, en Gatti wist er herhaaldelijk zachtzoete randjes aan te maken die me wel bevielen. Ook speelde hij een behendig spel met vaak ondergesneeuwde details – hier een accent in de celli, daar een grommend akkoord van de trombones, elders een lange, hoge haal van de fagot. Maar ja, die tempi... In de eerste twee delen neigde de maestro naar het draderig-temerige, wat vooral het moedwillig lelijke Stürmisch bewegt geen goed deed – het brokkelde bij gebrek aan puls hulpeloos uiteen. In het Scherzo ging het beter, maar daar begon het overmatig trekken en duwen vervelende vormen aan te nemen, en de goedkoop sensationale eindspurt die Gatti had bedacht deed de trompetten de das om, die wraak namen met een akkoord dat Mahler zeer zeker niet geschreven heeft.

Verrassenderwijs werd het Adagietto vervolgens genomen in het herontdekte frisse tempo waarvan we nu weten dat Mahler het zelf hanteerde: geen opgelegde gewichtigheid en breed uitgesmeerde dramatiek, maar een vloeiend liefdeslied – gewoon heel erg mooi. De maestro zelf vond het ook allemaal erg fijn, getuige zijn tevreden meezingen dat tot helemaal achterin de hoogste hoek van de zaal waar ik vertoefde hoorbaar was. In de finale werd de schakelpook echter weer vrijelijk gehanteerd. Maar goed dat aan dat stuk niet zoveel te bederven valt: Mahler onwaardige notenspinnerij is het, die veel langer doorgaat dan de nogal triviale motieven kunnen verdragen. Aldus eindigde een niet geheel gladde rit, waarin de vrij ruim aanwezige rauwe randjes en synchroniteitsproblemen lieten horen dat Maestro en orkest elkaar nog niet helemaal gevonden hadden. Misschien dat het op navolgende avonden beter ging?

Maar ja, aan het eind is er een fijne koraal en flink wat pats-boem-knal, dus iedereen was tevreden en bravo-bereid. Onze rechterbuur veegde met een papieren zakdoekje zijn ogen droog, en de linker, die van de voor-pauze Siegfried Idyll had laten weten dat het een aardig stukje was maar dat hij daar toch echt niet voor op zijn fiets zou stappen, was in al zijn diepste decibelbehoeften bevredigd en glom van genoegen. Wat Maxima, een paar rijen voor ons, ervan vond weet ik niet. Die verliet wat pips de zaal, pa en moe en zus in haar kielzog. Alsmede twee kleerkasten die angstvallig over haar welzijn waakten, en van wie je vanzelf vermoedt dat ze thuis meer Frans Bauer dan Mahler in de kast hebben staan – hoewel, toen op het hoogtepunt van deel twee kort maar hevig de triomf uitbarstte keek de een de ander met een waarderende frons aan. Je zag hem denken, toch niet helemaal de watjes die ze lijken, die klassieke jongens.

zaterdag 22 mei 2010

Stoer

Door de bocht waar ik stond te wachten voor het rode fietserlicht gromde met een royale dot gas een enorme, oude brik van een auto. De ramen waren allemaal open en de fors uit de kluiten gewassen bestuurder, gehuld in een lang niet gewassen krap bemeten hemdje, de ruige kop verscholen onder een pet en de betattoo'de linkerarm buitenboord, liet geen twijfel bestaan over zijn muzikale voorkeuren. Conny Froboess, Zwei kleine Italiener.

Daar word ik nou vrolijk van.

woensdag 5 mei 2010

Huisbezoek

Wilton House. Het klooster dat hier ooit stond overleefde als zovele Henry’s kerkrevolutie niet, en op de fundamenten verrees een Tudor landhuis voor de Herberts - politiek bedreven ladderklimmers die de ene dag baron Montgomery werden, en (letterlijk) de andere graaf Pembroke. Vervolgens brandde hun huis goeddeels af, maar de Engelse adel weet van de nood altijd een deugd te maken. Prompt werd Inigo Jones ten tonele gevoerd om Wilton te voorzien van een van de fraaiste Palladiaanse façades in Engeland. Met de behouden of herbouwde Tudorgevels en de neogotische kloostergang die Wyatt in de negentiende eeuw nog toevoegde vormt ze een even eclectisch als aangenaam geheel.

De huidige, achtiende graaf van Pembroke is een appetijtelijke jonge dertiger met een stoere hollywoodheldenkop en een decolleté vol bruisend borsthaar, getuige de fotoportretten die in de schaarse voor publiek geopende zalen welhaast even talrijk aanwezig zijn als de statige Van Dijcks. Volgende maand gaat hij trouwen met een blonde bimbo, helemaal bij-de-tijd. Niettemin heeft hij, na het overlijden van zijn vader, zijn ongetwijfeld flitsende baan bij een Londens designbureau vaarwel gezegd om zich fulltime aan het voorvaderlijk erfgoed te wijden. Of het zijn stemming goed heeft gedaan vragen we ons af, nadat hij ons op gedeprimeerd matte toon welkom heeft geheten in de introfilm die in de oude rijschool bezijden het huis als opmaat voor het bezoek wordt vertoond.

Voor de suppoosten in de Single en Double Cube Rooms zijn de voorvaderen even levend als de jonge graaf zelf. Een verhit debat ontspint zich over het reusachtige familieportret dat in de Double Cube Room boven de enorme sofa hangt. Te midden van rijzige, blondgelokte, pruillippige zonen ontwaren we daar het geschrokken dronkemansgezicht van de vierde graaf. Maar is de vrouw aan zijn zijde zijn geliefde Susan de Vere, die al dood was toen het schilderij werd gemaakt, of toch de opportunistische Anne Clifton, de powergirl-avant-la-lettre die na haar kwam, en die de graaf alleen maar trouwde omdat ze een machtige bondgenoot nodig had om de noodzakelijke wetswijziging tot stand te brengen die haar een verloren erfenis terug zou bezorgen? Het raadsel is niet opgelost, en zal dat ook vandaag niet worden.

De collectie is imposant, maar in deze veelheid tentoongespreid valt het koele en sjabloonachtige karakter van Van Dijcks portretkunst onvermijdelijk op, en in al zijn barokke grandeur kan het zich niet meten met een piepklein, frugaal zelfportretje dat weggestopt hangt in een hoekje van de Little Ante Room. Frans van Mieris, nooit van gehoord. Maar uit het inktzwarte duister van eeuwen doemt een waar en levend mensengezicht op, dat me met koolzwarte ogen vorsend aankijkt. Lang kijk ik terug. Vreemde verbondenheid.

Buiten is alles Engelse idylle. De natuur is met zekere hand binnen de perken van de menselijke esthetica gedwongen; vergezichten zijn nauwkeurig gecalculeerd, de diversiteit van boomsoorten is even onwaarschijnlijk als onnatuurlijk, met immense, oeroude ceders op het gazon, en te midden van dat alles klatert een riviertje dat wordt overspannen door de fameuze Palladian Bridge. Inigo Jones’ meesterlijke gevel licht zachtjes en vriendelijk op in de middagzon. Hier zou ik dagen kunnen zitten, met geen ander doel dan kijken en zijn, en ik ben vreselijk jaloers op die jonge graaf, bimbo en depressies ten spijt.

maandag 3 mei 2010

English music

De mooiste dingen komen altijd ongevraagd, ongezocht, onverwacht. Toen ik vanmiddag de Abbey in Bath binnenliep was dat met het doel het dak en de toren te beklimmen, en zo een mooi gezicht op de Roman Baths te genieten zonder me in de drommen Bank Holiday toeristen daar beneden te hoeven begeven. Maar in het zonnige interieur van die helder lichte kerk begon net, zo bleek, het Bath University Chamber Choir aan zijn laatste concert van het seizoen, en snel genoeg waren toren, baden, stad en wereld vergeten. Als er in Engeland gezongen wordt kan Lorelei wel inpakken.

Tijd en verstand stonden stil bij de breekbare schoonheid van Eric Whitacre's Sleep, een hartverscheurend weefwerk van lumineus schrijnende kleine secundes. En aan het slot was er een toepasselijk en nauwelijks minder prachtig Nunc dimittis op tonen van Holst, waar de sopranen tegen het eind, in het saecula saeculorum de poorten van de hemel op een kier weten te forceren.

donderdag 15 april 2010

Toneelmeesters

De Week van de Hypocrisie ging meteen al flitsend van start toen ik in de kleine uurtjes van maandagochtend de slotbladzijden las van Annejet van der Zijls nieuwe Bernhard-biografie. Daarin stelt de schrijfster vast dat haar boek wel niet het laatste zal zijn over de stoute prins; – “al zou ik dat zijn nabestaanden gunnen,” voegt ze er meelevend aan toe. Mooie zet Annejet! Nog geen tijd gehad om je handen te wassen van de net volvoerde karaktermoord, en nu wens je de Oranjes ineens toe dat niet jan en alleman zulke nare boeken over hun familie zouden schrijven? Had je dat niet kunnen bedenken voordat je je pennetje aanscherpte en het flesje vitriool open draaide?

Maar haar goede start ten spijt werd Annejet rap ingehaald door de tweede man van het Vaticaan, ene Bertone. Die betoogde dat pedofilie niets met het celibaat te maken heeft, maar alles met homoseksualiteit. Dat was uitgebreid wetenschappelijk aangetoond, zo had hij horen zeggen. Je kunt zien dat zo’n kardinaal zich niet zo vaak met wetenschap inlaat, anders had hij wel geweten dat horenzeggen het als referentie over het algemeen niet zo goed doet. Maar wat hem recht geeft op een plaatsje in de Eregalerij der Hypocrieten is natuurlijk het wonderlijke feit dat hij als vertegenwoordiger van een instituut dat de empirie gewoonlijk aan zijn laars lapt, omdat daar nu eenmaal zoveel dingen uit blijken die het instituut niet passen, ineens naar de wetenschap grijpt wanneer het hem toevallig goed uit komt. Ik had het sterker gevonden als hij had gezegd dat zijn bijzondere inzichten in homoseksualiteit hem door de Heer waren ingefluisterd.

Ach, het is allemaal gepiel in de marge natuurlijk vergeleken bij het ragfijn spel van de man die hypocrisie tot een ware kunstvorm verheven heeft, onze eigen Peter R. de Vries. Peter R. liet stiekem opnamen maken van de tot levenslang veroordeelde kindermoordenaar Koos H., in zijn cel in de Vughter gevangenis. Die beelden, zo besliste de rechter, mochten niet worden uitgezonden, op straffe van een dwangsom van 15.000 euro. Da’s lachen – met zo’n sommetje dwing je Peter R. natuurlijk niet, en zijn kijkcijfergeile bazen bij SBS6 en Endemol nog veel minder. Dus lapte de rechtstbesnaarde man van Nederland het vonnis aan zijn laars en deed het lekker toch. Het grote maatschappelijke belang moest hier prevaleren boven de belangen van zo’n vieze vuile…, zo verklaarde Peter R. majestueus, hoewel niet zo erg duidelijk werd waarin dat belang dan gelegen was. Het aan de kaak stellen van dit soort misstanden, dat is voor Peter R. de hele raison d’être van zijn werk als misdaadverslaggever, lees ik in de krant. Maar hoe stel je misstanden nog aan de kaak, beste Peter, nu je zelf een misstand geworden bent?

zaterdag 3 april 2010

Symphonie Metronomique

Of het misschien een cadeautje was, informeerde de meneer in de CD-winkel. Altijd charmant, natuurlijk, om een dierbare te verblijden met zo’n luguber doosje. Maar nee. En ook anderszins blijkt, helaas, dat er weinig reden is om jezelf of anderen deze nieuwste Fantastique te schenken. Je zou wensen dat Van Immerseel iets van de gotische fantasie van de grafisch vormgever ook in de noten had weten te brengen, maar niets is minder waar: dit moet wel een van de meest vierkante, schoolmeesterlijke lezingen van dit werk zijn die ooit zijn verschenen. Frits van der Waa is onkundig van eerdere authentieke opnames van dit werk, en hij is oftewel heel goede maatjes met Van Immerseel, of leed bij het luisteren aan een vervelende oorverstopping - anders is moeilijk te begrijpen hoe hij ertoe kwam deze blindganger vijf sterren toe te kennen in de CD-rubriek van de Volkskrant.

In vastberaden, logge tempi gaat het heen. In de 39 maten waar in het eerste deel het idée fixe wordt gepresenteerd schrijft Berlioz vijf tempoveranderingen; Van Immerseel speelt er niet een. Zijn lezing is een constante, rare mengeling van dit soort blindelingse eigenwijsheid en een karakterloze letterlijkheid. Wanneer de complexe climax van hetzelfde deel arriveert staan alle noten prachtig op hun plek – wat goed te horen is omdat de opname heel mooi open is, veel beter dan de modderige ruigheid die de Beethovencyclus van dit team tot een verdeeld genoegen maakte. Maar het tempo is zo futloos en de sfeer zo bedaagd dat het resultaat voor je oren desintegreert – geen spoor van de randhysterische passie die wordt verbeeld.

In de balscène zijn minder builen te vallen, en natuurlijk, de spelers van Anima Eterna produceren prachtig geluid, al blijft het mijns inziens een vergissing de cornetpartij te spelen, die Berlioz als een weinig gelukkige gedachte achteraf aan de muziek toevoegde. Ook het schitterende derde deel komt niet al te slecht uit de verf. Maar dat de duistere majesteit van de Marche au Supplice en de ziedende gekte van de heksensabbat aan Van Immerseel niet besteed zijn, dat was na het eerste deel te verwachten. Alle noten zijn er, maar de geest is gevlogen. Zelfs de ophicléides, die ruig zouden moeten raspen en blèren, spelen keurig beleefd, en alleen wanneer aan het einde van de mars alle trommels uitbarsten klinkt de uitvoering één moment echt indrukwekkend.

Het zijn, tenslotte, ook weer heel salonfähige heksen die in het laatste deel een weinig duivels feest vieren. Strak in de maat. Van Immerseels academische droogheid culmineert hier in de curieuze keuze om in het Dies Irae af te zien van klokken, maar in plaats daarvan twee piano’s te gebruiken. Hij tovert ons een vreemde rekensom voor die moet aantonen dat de door Berlioz geschreven noten tweehonderd ton aan klokken zouden vergen, een praktische onmogelijkheid. Het is weer zo’n onbegrijpelijk moment van overauthentieke dwaling, want de partituur laat er geen twijfel over dat de drie C- en drie G-octaven die geschreven staan alleen voor die noodgevallen bedoeld zijn dat geen klokken kunnen worden ingezet en de piano stand-in is. Zijn er wel klokken, dan kan de dirigent kiezen welk octaaf hij wil spelen, en hebben we het dus over twee, niet zes stuks. Nu moet ik bekennen dat de twee Erards die hier dienst doen nog best een passend sinistere klank produceren. Maar toch: de keuze die Van Immerseel maakt lijkt op een goedkope truc om iets origineels te doen, en is tegelijk symptomatisch voor zijn onwil zich over te geven aan de geest van het werk.

Helemaal niet slecht gekozen al met al, de afbeelding op het doosje: het geraamte is er, maar er zit geen vlees op.