zaterdag 4 december 2010

Herfstzwammen

De Volkskrant heeft het er maar druk mee om zijn nieuwe imago op te houden als clubblad van een theologische faculteit. Gelukkig heeft de redactie voor de editie van vandaag journalist Michiel Hegener bereid gevonden een zwabberend zwamverhaal over islam en godsdienstvrijheid over de volle breedte van twee pagina's uit te smeren. Voor zover er een touw aan vast te knopen is hangt zijn betoog van onzin en gemakkelijke algemeenheden aan elkaar en ik zou er dan ook geen gedachte aan vuil hebben gemaakt ware het niet dat hij een veelgehoorde drogreden over het materialisme in de strijd gooit, hoewel je hem zelden zo lui en rommelig geformuleerd ziet. Ik geef u Hegeners stijlbloempje liefst onversneden:

Menig materialist zal bestrijden dat materialisme een geloof is, maar het bewijs is eenvoudig. Dat hebben we te danken aan de niet aflatende ijver van de sceptici. Via verenigingen, tijdschriften, congressen en boeken bestrijden ze het idee dat er meer zou zijn tussen hemel en aarde. Steeds wanneer ze een paranormaal brandje proberen uit te trappen, bewijzen ze één ding met zekerheid: een bewijs voor het materialisme ontbreekt. Want anders konden ze kortheidshalve naar dat bewijs verwijzen, dan hoefden ze zich niet jaar in jaar uit in te spannen om aanwijzingen dat er meer is dan materie onderuit te halen, althans verdacht te maken. Materialisme is een geloof. Mogelijk is het zelfs een religie, met het kleinste deeltje als hoogste god.
Je moet het hem nageven, die laatste wending is mooi, je herkent de bedreven journalist. Met zo'n uitsmijter zou je bijna vergeten dat alles wat er boven staat een amalgaam is van moedwillige misrepresentatie, absurd simplisme, en zweverig vooroordeel. Het enige dat deze passsage bewijst is dat Hegener gelooft in 'meer', en een korte blik op zijn website leert snel genoeg dat hij graag de westerse wetenschap de les leest om ruimte te scheppen voor reïncarnatie en voor mensen die al mediterend zes jaar kunnen overleven zonder voedsel en water (kijk onder 'Links'). De desbetreffende verhalen maken ook duidelijk dat enige scepsis Hegener zelf vreemd is, en dat hij weinig kaas gegeten heeft van statistische spreiding, de valkuilen van anekdotische bewijsvoering, en de algehele onbetrouwbaarheid van YouTube en commerciële TV-zenders als bron van objectieve kennis.

"Een bewijs voor het materialisme ontbreekt." We moeten Hegener maar vergeven dat hij in zijn missionaire bevlogenheid taalkundig het spoor wat bijster raakt. Als we hem letterlijk nemen spreekt hij zichzelf immers tegen. Hij heeft net geconstateerd dat er materialisten bestaan, dus daarmee is het bestaan van materialisme bewezen. Maar we kunnen vermoeden dat hij eigenlijk bedoelt dat een bewijs voor de louter materiële aard van de werkelijkheid ontbreekt. Hij zegt er niet bij waarom er maar één bewijs zou moeten zijn, of op welke wijze het feit dat er niet één bewijs is het materialistische standpunt ontkracht. In feite is er een schier onafzienbare hoeveelheid bewijzen op elk denkbaar terrein die de hypothese bevestigen dat de werkelijkheid materieel van aard is. Die hypothese zou te ondergraven zijn met bewijzen voor immateriële invloeden (wat we ons daarbij dan ook moeten voorstellen), maar die ontbreken ten enenmale. Er is, gegeven de objectieve waarnemingen die we hebben, simpelweg geen reden of noodzaak om een immateriële werkelijkheid te veronderstellen. Er zijn geen 'aanwijzingen dat er meer is dan materie'. Het 'meer' waar allerlei mensen als Hegener zo aan gehecht zijn, is een antwoord op een niet bestaand vraagstuk. Zo'n veronderstelling beantwoordt misschien een oppervlakkige behoefte aan 'zin' of 'verwondering', maar ze voegt geen verklaringskracht toe als het gaat over de vraag hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Bovendien schendt ze de regel van Occam: bij gelijke verklaringskracht gaat de voorkeur uit naar die theorie die de minste nieuwe vragen oproept.

Je mag dat allemaal in de wind slaan en toch allerlei immaterieels veronderstellen - dat spreekt, we leven in een vrij land. Die keuze heet geloof (of bijgeloof, al heb ik nooit begrepen waarom je die twee zou onderscheiden) - of, in het beste geval, als je van plan bent naar bewijzen te gaan zoeken, een onbevestigde hypothese. En je kunt het nalaten, wat je bijgevolg dus geen geloof kunt noemen. Dat sceptici het ondertussen aanhoudend druk hebben met het uittrappen van paranormale brandjes is in belangrijke mate te danken aan mensen als Hegener zelf, die beter zouden moeten weten, maar er om onduidelijke redenen voor kiezen materialisme, scepsis en wetenschap publiekelijk en op valse gronden af te schilderen als 'ook maar een geloof', en zo vrij spel te geven aan allerlei 'alternatieve verklaringen' waarvan uiterst aannemelijk is dat ze niet meer zijn dan middeleeuwse kolder.