vrijdag 8 augustus 2008

Citius, altius, fortius

Zo. Dat was een hele zit. In der Beschränkung zeigt sich der Meister, maar niet wanneer de Olympische Spelen geopend moeten worden. Dan is het allemaal groot en veel en vooral lang. Lang Lang zelfs. Waarmee ik maar wil zeggen dat we ook de Wibi Soerjadi van China voor de kiezen kregen, met alle gevaren voor het tandglazuur van dien. Verder waren er, zo verzekerden me de ademloze BBC-reporters (ik denk wel twee keer na voordat ik op een Nederlands kanaal naar zo’n uitzending kijk), 2008 drummers; een 24 meter hoge, 16 ton zware globe; en een 14 meter hoog plasmascherm dat de hele binnenring van het stadiondak besloeg. Om maar te zwijgen van een hoeveelheid vuurwerk die de toch al weinig effectieve Pekingese milieumaatregelen ongetwijfeld meer dan teniet heeft gedaan en de komende weken menig atleet aan een stoflong zal helpen.

Was het indrukwekkend? Ja, natuurlijk. Overdonderende edelkitsch waar Joop van den Ende een puntje aan kan zuigen. Na een tijdje was je bereid alles te slikken, van zoetsappig zingende kindertjes en vlaggen wapperend in een straffe namaakbries tot blije representanten van China’s etnische minderheden, die gewoonlijk toch niet zoveel reden hebben om blij te zijn. De atletenparade duurde weliswaar eindeloos, maar er is iets onwillekeurig opwekkends aan zo’n onwaarschijnlijke stroom shiny happy beautiful people. Al was deze en gene misschien vooral shiny door de 30-plus temperatuur en een luchtvochtigheid van 478% of daaromtrent. Vermakelijk was de grensvervaging tussen toeschouwer en kijkobject, want veel van de atleten waren zelf gewapend met camcorders en fototoestellen. Enkele echt eigentijdse types liepen bovendien met een mobiel tegen het oor. “Ja mam, ik loop nu het stadion in…”. De BBC-reporters, inmiddels de hyperventilatie nabij, somden intussen opgewonden alle medailles op die door vlagdragers en anderen gewonnen waren op eerdere Spelen, kennelijk in algehele vergetelheid van het Olympische credo dat het om deelnemen gaat, niet om winnen.

Pas tegen het eind, waar het sportspektakel zichzelf iets te serieus gaat nemen en vervalt in vlagvertoon, eedafleggingen en hoogdravend gezwatel over harmonie en vrede welde af en toe het maagzuur op. Laten we wel wezen, dit is nog steeds China. Etnische groepen in armoedige uithoeken zitten strak onder de knoet van Peking; televisie, krant en internet schotelen de burger een grondig gebotoxte versie van de werkelijkheid voor; massale en abjecte armoede bestaat pal naast obscene rijkdom, veilig van elkaar gescheiden door een helleput van corruptie; het vanavond hooggeprezen nationale erfgoed verdwijnt in rap tempo onder de fundamenten van gedrochtelijke wolkenkrabbers; de tranentrekkend bejubelde harmonie met de natuur bestaat erin dat men haar onder opgewekt socialistisch gezang naar d'r mallemoer helpt; en tja, als in een land zóveel mensen wonen raken hun rechten natuurlijk vanzelf een beetje verdund...

Kom jongens. Even overdrijven mag, maar dat is vandaag rijkelijk gelukt. Nou weer een beetje normaal doen graag.