zondag 7 september 2008

Kindervreugd

Toen ik gisteren mijn wekelijkse boodschappen deed in de buurtsuper besefte ik weer eens hoeveel beter de wereld ervoor staat sinds kinderen een actieve bijdrage leveren aan het maatschappelijke en sociale verkeer. Wanneer dat precies begonnen is weet ik niet, maar ik weet wel dat toen ik zo jong was daar nog geen sprake van was. Aan ons had je hoegenaamd niks. We gingen zelden mee naar de winkel en de keren dat dat wel gebeurde liepen we initiatiefloos aan moeders hand en zeiden we geen woord. Gelukkig is er nauwelijks nog een moderne moeder of vader die erover peinst uit winkelen te gaan zonder het hele nageslacht mee te nemen. Zij trekken zo volop profijt van koters die vol suggesties zitten over aan te schaffen etenswaren, en deze zo luid en duidelijk en met vastberaden herhaling overbrengen dat ook andere winkelgasten er hun voordeel mee kunnen doen.

Dat is al prachtig, maar beter nog, de hummels hebben zelf hun allereigenste mini-winkelwagentje, waarmee ze in energiek tempo de gangen van de supermarkt doorkruisen. Het is een vrolijke bedoening, de hele winkelervaring krijgt al bijna iets van een pretparkbezoek. Dat de kleintjes in hun enthousiasme de aanwezigheid van ander winkelpubliek nog wel eens vergeten is begrijpelijk. Het moet wel een hele zure kniesoor zijn die bij zoveel jong ondernemerschap durft te klagen over een enkel blauw scheenbeen. En dat de rij bij de kassa wat langer is merken we eigenlijk ook niet eens, als we zien dat het komt omdat de caissière een van die kleine engeltjes omstandig over de bol aan het aaien is, en het onderwijl overlaadt met welverdiende complimenten aangaande de keuze van twee dozen Celebrations, een sixpack Fristi (met luizenbloed) en het laatste dubbelnummer van Donald Duck, alsmede met stickers, knikkers, flippo’s of eender welk ander kindverblijdende promoproduct dat momenteel courant is. Moeder is zo ontroerd door het tafereeltje dat we haar meteen vergeven dat ze het inpakken van de boodschappen even laat voor wat het is.

Ook elders zijn dergelijke verheugende infantiele invloeden merkbaar. Op feestjes, bijvoorbeeld. Wij zaten vroeger maar zo’n beetje egoïstisch, ja zeg maar gerust autistisch in een hoekje met onze berg Lego te spelen; wie niet beter wist dacht dat er geen kinderen in huis waren. Baby’s waren nergens te bekennen, die werden zomaar thuisgelaten, met een van beide ouders erbij. Asociaal gewoon. De tegenwoordige jeugd kent zijn plaats veel beter: voor het voetlicht. Dan hoeven al die volwassenen tenminste niet steeds een conversatie gaande te houden over godweetwat voor moeilijke onderwerpen, en zich ook niet zo in te spannen om met elkaar iets te maken dat op gezelligheid lijkt. Integendeel. De kleintjes zijn een non-stop entertainment-systeem. Onvermoeibaar houden ze het gezelschap gebiologeerd met het omvergooien van interieur-accessoires, het op onverwachte plekken uitsmeren van etenswaren en een eindeloos fascinerende stoelgang.

Voor jonge ouders is dit allemaal ook erg fijn. Zij hoeven zich, godlof, eindelijk niet meer in allerlei bochten te wringen om te verhelen dat ze eigenlijk maar over één ding willen (en men vermoedt vaak ook kunnen) praten. Zelfs als het onvermijdelijk bedtijd wordt voor het grut is er redding in de vorm van die Nobelprijswaardige uitvinding, de babyfoon, die plechtig midden op de salontafel wordt geïnstalleerd, waarna het hele gezelschap zich gefascineerd voorover buigt om elk ritseltje en zuchtje uit de kinderkamer op te vangen. Wordt ook maar het kleinste teken van ongenoegen hoorbaar dan spoedt vader of moeder, maar meestal allebei, zich onmiddellijk en met achterlating van wijn, toastjes en halfafgemaakte zinnen derwaarts om het leed te verhelpen. Dat deed mijn moeder vroeger niet, laat staan mijn vader. Die hadden geen babyfoon. Ik had wel dood kunnen gaan!

Het moet een prachtige generatie worden die thans opgroeit. Gewend de ogen van de wereld op zich te hebben en blakend van zelfvertrouwen in het besef het interessantste wezen op aarde te zijn van wie om het even welke actie vanzelfsprekend briljant is. Laten we hopen dat showbizz, kunst, wetenschap en topmanagement voldoende ruimte gaan bieden om al dat unieke talent te verstouwen!