zondag 5 oktober 2008

MacStrauss

De dwalende, popverdoofde buitenstaander wil nog wel eens denken dat wat hij ‘klassieke muziek’ noemt, maar laten wij het juister zeggen, de gecomponeerde muziek een bolwerk is van calvinistische plechtigheid en semi-comateuze bejaarden. Wij weten natuurlijk wel beter. Naast de Sacre of de Vierde van Sjostakovitsj klinkt de ruigste house nog als amechtige huisvlijt voor doetjes door doetjes. Geen wonder dat je jezelf vol pillen moet proppen om er een kick uit te halen. Wij weten nog iets anders ook, al zullen we het niet snel bekennen: dat de ‘serieuze’ muziek niet altijd even serieus is en ook zo haar schuldige pleziertjes kent: muzikale Febosnacks waar je je met goed fatsoen niet toe kunt bekennen, maar die o zo lekker zijn, ook al weet je dat je een half uur later weer rammelt van de honger.

Richard Strauss is de koning, nee de keizer van de muzikale frietenbakkers. Dat komt vooral omdat hij zijn volvette, oververzadigde lekkerbrokken zo ontzettend goed weet te verkleden als toonkunstige haute cuisine – alsof Jean Beddington een berehap voor je klaarmaakt, zeg maar. Het bontst maakt hij het in de Sinfonia Domestica, maar in de Alpensinfonie kan ie er ook wat van. Een smulrol vol exotisch en oversized instrumentarium, gecamoufleerd met een kledder Nietzsche-mayonaise die meer calorieën dan substantie heeft. Het KCO heeft er net een nieuwe CD van uit. In het boekje doet Leo Samama nog een poging ons ervan te overtuigen dat achter de bonte tableaus een keurige sonatevorm verscholen zit, maar wat zou het? Er is toch geen mens die naar de Alpensinfonie luistert om een doorwrochte symfonische architectuur te horen of een diepzinnige muzikale ervaring te hebben? We willen ons gewoon lekker volproppen bij MacStrauss!

Nou, dat kan. Richard maakt het allemaal niet moeilijker dan het hoeft te zijn. Mehr Malerey als Ausdruck der Empfindung, zou Beethoven zeggen. Een verre jachtpartij wordt verklankt door twaalf roemloos in de gang gezette hoorns. Zodra de bergwandelaar een beekje bereikt kabbelen en borrelen sextolenriedels door het orkest, en als het beekje een waterval wordt horen we flonkerende notencascades. Op de alpenwei rammelen de koebellen en blaten de schaapjes (flatterzunge van de hobo’s - niemand kon zulke wollige schaapjes componeren als Strauss en was er zo dol op, luister maar naar Don Quixote), en voor de storm neemt hij als de eerste de beste Broadway-regisseur zijn toevlucht tot wind- en dondermachines. Als luisteraar schrans je je er opgetogen doorheen; alleen de laatste paar happen vallen wat zwaar – tegen het eind probeert de componist namelijk even te doen alsof zijn kooksel hogere culinaire implicaties heeft en herhaalt hij een of twee toch al tot de op de draad afgedragen thema’s net een paar keer te vaak.

Op deze buitengewoon prachtige opname komt hij er bijna mee weg. Jansons is niet de eerste naam die ik bij een werk als dit zou plaatsen, maar aan zijn bij tijden luidkeelse meezingen te horen vermaakt hij zich opperbest. Zoals te verwachten echter tempert hij de vettigste momenten zodanig dat je bijna die mooie sonatestructuur gaat horen waar Samama zo blij mee is. Zo wordt het een MacStrauss lite, een bergwandeling met paadjes en trapjes en relinkjes en Kodak-fotomomenten die zich duidelijk afspeelt in de gemoedelijke Beierse Alpen – voor een volverzadigde editie in ruigere contreien zij verwezen naar de man in wiens haar evenveel vet zit als in zijn friteuse, Christian Thielemann.

Het onvolprezen KCO speelt de sterren weer eens van de hemel, jammer alleen van de net te beleefde trombones en dat vreselijk timide orgel. De opname is de beste die ik tot nu toe op het KCO huislabel hoorde; als de polyfonie erg veel lagen krijgt klinkt het soms wat modderig allemaal, maar op andere momenten is er sprankelend detail alom, en een mooi donker rommelende grote trom bovendien. Het chronisch verkouden Concertgebouwpubliek heeft zich oftewel eens een keertje netjes gedragen, of is, waarschijnlijker, met handig knip- en plakwerk van de berg afgegooid. Voor de echte liefhebber is er nog een merkwaardige extra bestaande uit een aparte track met het applaus; die opent met een ‘bravo’ die klinkt als ‘tjee, hoor mij nou’ van een meneer die zijn kans schoon heeft gezien om zichzelf ook eens uit zijn eigen CD-speler te horen.