vrijdag 3 oktober 2008

Herfstochtend

De herfst is het mooiste seizoen. Komt de zomer zoals die hoort te zijn dan is alles lome stagnatie, en komt de zomer zoals die deze zomer was dan is ze een zinloos wachten op de lome stagnatie die niet komt; maar in de herfst mag de hemel in beweging zijn en lijkt het wel alsof de mensen onder het roerige wolkendek zich daar ook weer gewoon aan durven overgeven. Op koele, klare, schoongespoelde ochtenden als vanochtend kan de wereld dan ineens veranderen in een aaneenschakeling van vrolijk stemmende genrestukjes.

Op het trottoir op de hoek bij de supermarkt, voor de ingang van het Turkse groentewinkeltje waarvan de eigenaar je altijd groet alsof je een lang verloren gewaande vriend bent, staan twee meisjes in innige omhelzing, heel lang. Net als ik denk dat hier getroost wordt in diep verdriet laten ze toch los en zien twee stralend lachende monden het daglicht.

Uit de ingang van de supermarkt komen drie gozertjes met verkeerd-om petjes op en van die rare, afgezakte broeken aan waarvan ik me altijd afvraag hoe die eigenlijk op de gewenste hoogte blijven hangen. Ze lopen zoals dat soort jongens lopen, een beetje wijdbeens verend, alsof ze gehoorzamen aan de maat van een of andere hiphop dreun. Een groepje waarvan je zou kunnen denken dat je het misschien liever niet laat op de avond in een donker straatje zou tegenkomen, maar dat je nu op andere gedachten brengt omdat de langste van het stel als een kostbare trofee een net gekocht bosje bloemen draagt, in felrood glimmende folie verpakt, stevig in de vuist geklemd.

Iets verderop zit een jong katje met intense aandacht in een bloemperkje te staren en zich, zo stel ik me voor, af te vragen of het eerst een tijdje met dat nietsvermoedende insect zal spelen of het toch maar meteen zal oppeuzelen.

In de binnenstad, op het Koningsplein, komt een jongen op een fiets neerwaarts zwieren, heel dicht langs de bedriegerige straatfonteintjes schampend zodat zijn vriendinnetjes achterop natte voeten krijgt en het uitkraait van lachend gespeelde boosheid.

In de Marikenstraat loopt een dame in bontjas met onder haar goudzilveren suikerspinhaar een stuurse blik in een gezicht dat een archief is van veel te veel, veel te lange vakanties op veel te hete Spaanse stranden. Eigenlijk schrijdt ze meer dan ze loopt, als een hofdignitaris die de rijksregalia de kathedraal indraagt op de dag van de kroning. Inderdaad heeft ze haar handen iets uitgestrekt voor haar borst, en daarop neergevleid kijkt een duur gekapte speelgoedpoedel majestueus de wereld in.

Voor de ingang van een schoenenzaak staat een herdershond te wachten met zijn eigen leiband in de bek, als het ware zichzelf even uitlatend tot het vrouwtje nieuwbeschoeid weer naar buiten komt.

Nu mag het weer gaan regenen. Dat is ook gezellig.