dinsdag 29 juli 2008

Orlando, niet in Florida

De twee kroegen anderhalve straat verderop lijden aan de waanvoorstelling dat je de hele buurt een plezier doet door elke twee maanden op zondag een gezellige whoopee te organiseren waar rampetampende lawaaibands hem eens stevig van jetje geven terwijl de diverse Verenigingen van Eigenaren het met al dan niet lede oren aanhoren en zich ondertussen onder de tafel drinken. Afgelopen zondag was er weer zo een, en het contrast met de week daarvoor kon niet schrijnender zijn. Het was op het Orlando Festival in Kerkrade een hele verademing te zien dat er ook nog altijd jonge mensen bestaan die zich op verbluffend hoog niveau met echte muziek bezig houden, en die in staat zijn, pakweg, Jánaček’s Kreutzer kwartet tot zulke pijnlijke diepten uit te graven dat de arme luisteraar alleen nog maar blind naar zijn zakdoek kan tasten.

Dat eerste Jánaček kwartet was onderwerp in een van de masterclasses die de kern vormen van het Festival. Het briljante Poolse Apollon Musagète kwartet werd gecoacht door Hatto Beyerle, ooit altist bij het Alban Berg kwartet. Meneer Beyerle is inmiddels oud, omvangrijk en slecht ter been, en verstaat de kunst om die ogenschijnlijke minpunten lucratief in te zetten als bouwstenen voor zijn imago van wijze oude leermeester. Het overwegend grijsharige publiek draaide de gehoorapparaten fluks een standje hoger om de gemompelde aanwijzingen van de goeroe te kunnen volgen. Onder de aanwezigen bevond zich een enkele onmiskenbare groupie – niet van de strijkers, maar van de coach. U kunt haar zich vast voorstellen: zo’n ingedroogde, licht-alternatieve, humorloze mevrouw die je direct voor een non aanziet, en die zich ademloos laaft aan het aura van de Meester. Op haar beste dagen durft ze het zelfs aan net te doen alsof ze elkaar een beetje kennen, en met hem te praten. Zo kan het gebeuren dat als de maestro enigszins geïrriteerd opmerkt dat de spelers nogal laat zijn, zij braakverwekkende dingen zegt als “first I thought I came here for the musicians – but now I know I came for you.” Meneer Beyerle wuift zoiets natuurlijk meteen weg als “too much honor,” maar je ziet aan alles dat ie daar geen barst van meent. Hij druipt van die valse bescheidenheid die vooral zo onsmakelijk is bij mensen die in alles het tegendeel uitstralen.

Het Apollon Musagète Kwartet wordt gemasterclassed door Hatto Beyerle, in de Rococobibliotheek van Rolduc

Dat is op zich natuurlijk allemaal niet erg, als hij maar wat te vertellen heeft. Nou hadden de vier jongens van het AM Kwartet hun Jánaček de avond tevoren al op de planken gebracht in de concertzaal van het Maastrichtse conservatorium. De technische beheersing was totaal, en stond in dienst van een uitvoering die beeldschoon en ademstokkend intens was. Wij vroegen ons dan ook af wat zulke mensen nog te leren valt. Niets, zo bleek. Meneer Beyerle kwam niet verder dan het intrappen van open deuren, het bediscussiëren van een metronoomcijfer, het stellen van loze vragen (“Why do you do it like that?”), en het opdreunen van muziekhistorische weetjes die u en ik óók uit een boekje hadden kunnen opdiepen als we ze zo al niet paraat hebben.

Aan het einde, toen de tijd op was, kwam het quasi-verveelde verzoek of men toch nog ‘even’ het laatste deel wilde spelen, “so I know what to expect tomorrow.” Dat deden de begenadigde Polen, en wel zo dat je elk moment verwachtte de fondantkrullen in de Rococobibliotheek van het plafond te zien vallen. Ik zat op rij één, er middenin; de buikgriep die me twee dagen had geplaagd genas ter plekke; en als die dorre groupie-mevrouw er niet geweest was had ik het beslist niet droog gehouden.

Toen de kans zich voordeed wierpen we een steelse blik in de partijen, wat nog weer een verdiepende uitwerking had op onze bewondering. "Bijna géén aantekeningen!" "En zés mollen!!".

Gaandeweg groeide de indruk dat deze masterclasses helemaal niet zoveel te maken hebben met mensen iets leren. Ze zijn meer een soort rite de passage. De oudgediende brengt iets over van de gevestigde uitvoeringstradities op jonge mensen die de dingen doen die hijzelf al lang niet meer kan. Hij compenseert zijn gemankeerde muzikantendom door mee te liften met het frisse talent. Dat talent op zijn beurt hoort alles braaf en meestal niet al te zichtbaar verveeld of geërgerd aan, en mag als dank de naam van de grote meester bijschrijven in het CV, zodat allerlei deuren open gaan die anders misschien gesloten zouden blijven.


Eén masterclass; maar één golf in de alles omspoelende oceaan van muziek die het Orlando Festival is. Heel wat beter dan Disney World, ook al denkt iedereen dat dat je bestemming is als je zegt dat je in je vakantie naar Orlando gaat. In Kerkrade weten ze wel beter. Daar zijn hele straten, winkelgalerijen en parkeergarages naar het Festival en het gelijknamige, grondleggende kwartet genoemd. Vanuit het centrum is een rode loper in het trottoir geplaveid die de weg wijst naar de abdij Rolduc; met ingebouwde lichtjes, zodat je ook 's nachts niet hoeft te verdwalen op weg naar een van de weinige plekken in de stad die geen pijn doet aan je ogen.

Eenmaal binnen was alles muziek. Vanachter bijna elke deur in de wijdse abdij klonken riedelende violen, zuchtende cello’s, jodelende sopranen en wat al niet meer. Meteen de eerste avond al speelde het Noorse Grieg Trio Beethoven’s Geistertrio met zoveel elan dat je helemaal vergat hoe verschrikkelijk lelijk het theater van Kerkrade is. Celliste Ellen Flesjø kwam binnen als een stuurse, monumentale verschijning maar smolt tot een en al vloeiende beweging bij de eerste noot en had tegen het slotakkoord een onverzettelijke schare fans bij elkaar gestreken. En dat ondanks de natuurlijk weer veel te prominente Steinway – kan iemand alsjeblieft die kleppen eens dichttimmeren?

De kwartetten Quiroga (Spanje) en Ardeo (Frankrijk) samen in de startblokken voor het Octet van Mendelssohn

Zo was er bijna elke avond wel iets gedenkwaardigs. Het piepjonge Russische Anima Kwartet ging met Sjostakovitsj nummer drie van de meest ragfijne spiccati tot een diepe, donkere sonoriteit die ronduit orkestraal klonk. Het Franse Ardeo Kwartet speelde Ligeti’s Métamorphoses nocturnes, een werk waarvan de duizelingwekkende technische complexiteit de vier dames amper met de ogen deed knipperen, zodat er alle ruimte was de vreemde, buitenaardse sferen van de muziek uit te diepen. Later bundelde deze groep de krachten met hun al even getalenteerde Spaanse collega’s van het Quiroga Kwartet voor een uitvoering van Mendelssohn’s Octet waar het speelplezier vanaf spatte.

‘Ons eigen’ meer dan geweldige Rubens Kwartet gaf een mooi doordachte en fantastisch precieze lezing van Bartok’s Vijfde, het kwartet met het valse draaiorgeltje. De zaal ging helemaal plat voor Earnest and game van Joey Roukens – eindelijk eens een componist die nog niet dood is, zoals de meester zelf, al helemaal 26 jaar, opmerkte aan het begin van zijn toelichting bij het werk. Het eclectische idioom liep van Ligeti- en Bartok-achtige klanken naar een duizelingwekkend swingend Scherzo waarin cellist Joachim Eijlander voluit aan het dansen ging met zijn instrument.

Componist Joey Roukens licht zijn kwartet Earnest and game toe, dat zometeen door het Rubenskwartet zal worden gespeeld

Het moet, eerlijk is eerlijk, gezegd zijn dat in deze baaierd van gedreven jong talent de gevestigde oude orde soms nogal bleekjes afstak. En dan zeg ik het voorzichtig; door de combinatie van hun lakse spel en een niet helemaal correcte uitspraak van hun naam was het Voces Kwartet (het staatskwartet van Roemenië, no less) bij ons al snel tot het Vodjeskwartet omgedoopt. Als een uit Dickens weggelopen malafide notaris hakte primarius Bujor Prelipcean zich met een verbeten trek om de mond een weg door Mozart’s kwintetten. De stilistische benadering hield het midden tussen van dik hout zaagt men planken en grote halen, snel thuis. Het was een hele schok toen deze groep bij het uitvallen van een programmaonderdeel onverwacht nog een keer aantrad om ook Schuberts goddelijke strijkkwintet aan mootjes te zagen.

Het allerleukste aan het Orlando Festival is natuurlijk dat je als amateur ook zelf een beetje mee mag doen. Even word je opgenomen in de wereld van professioneel muziekmaken, en heb je zelf eindelijk ook eens genoeg tijd om een half uur te obsederen over twee maten in Smetana’s eerste kwartet, of om je uitgebreid te concentreren op de dingen die er te gemakkelijk bij inschieten, zoals precieze en weldoordachte toonvorming. We hadden het genoegen daarbij geholpen te worden door Sidonie Riha van het het Rubenskwartet, die feilloze diagnostiek combineerde met een paar prima remedies, en die bij het toepassen daarvan ook nog eens zoveel energie en plezier uitstraalde dat je daarna helemaal niets anders meer wilde dan spelen. Een derde les kregen we van cellist Maarten Mostert, die na twee streken op mijn instrument grijnzend constateerde dat het een ‘lekkere cello’ is, en met nog twee streken meer duidelijk maakte dat in dat lekkere ding veel meer geluid zit dan ik er tot nu toe ooit heb weten uit te halen. Alweer een studeerpuntje…


Bisschoppelijke randverschijnselen

Verder: gewandeld in de mooie omgeving; op een avond, voor het concert, België in gevlucht om voor één keer echt lekkere frieten te eten in plaats van het sufgesudderde buffetvoer van Rolduc; uitvoerig studie gemaakt van de fysieke randverschijnselen van het musiceren, van uitschuiflijven en opstijgende voeten tot rollende ogen; en erg veel gelachen. Het was een weemoedig moment, om dat alles achter te laten. We hebben het bezegeld met een paar delen Schubert, Tod und das Mädchen, in een verlaten trappenhuis waar het goed klonk, terwijl buiten de donderwolken zich samenpakten.