vrijdag 26 december 2008

Wild geraas

Een paar repetities geleden trof ik onze dirigent aan naast een grote houten kist, met een vervaarlijke hamer in de hand. “Zo, gaan we nou Mahler Zes spelen?” Dat bleek toch niet het geval. De kist was op zijn verzoek door een van onze contrabassisten in elkaar getimmerd ten behoeve van een kamermuziekwerk, ik weet niet meer van wie, dat hij met een ander ensemble gaat uitvoeren en waar ook zo’n hamer in voorkomt. Weliswaar iets kleiner dan die waar Mahler zijn held mee om de oren slaat. Een Kammerhammer.

We kwamen te spreken over Mahler, en over Ustvolskaja, de vrouw met de hamer op wie Sjostakovitsj ooit verliefd was, en die haar nadagen in godvruchtige verlatenheid sleet op een armoedig flatje driehoog-achter in St. Petersburg. Daar kieperde ze bijna alles wat ze schreef meteen weer in de kachel, omdat voor de Lieve Heer eigenlijk niets goed genoeg is. Dat bedeesde boerinneke schreef niettemin een werk voor acht contrabassen, een piano en een houten kubus van 43x43x43cm, welke laatste genadeloos met zo’n Mahlerhamer wordt bewerkt. Compositie II, Dies Irae. Niet om vrolijk van te worden, maar ik beloof je, je hebt nog nooit zoiets gehoord en het is vreemd fascinerend.

Maar enfin, zo kwam ik te peinzen over het feit dat vanaf het begin van de twintigste eeuw een toenemend merkwaardig arsenaal aan instrumenten aan het orkest werd toegevoegd. In de opera gebeurde dat natuurlijk al eerder, maar dan ging het om theatrale special effects. In het orkestrale trof je zoiets maar zelden aan. Incidenteel ging een Beethoven zich te buiten aan kanonnen en musketten (Wellington’s Sieg), net als Berlioz trouwens (Tristia), maar het waren nog de tijden dat een enkele slag op een tamtam een ongehoord effect kon hebben omdat zoiets, nou ja, ongehoord was (Requiem van Cherubini).

Denkend aan de vreemdste ‘instrumenten’ die ik tot nu toe in symfonische werken uit de 20ste eeuw ben tegengekomen kwam ik tot de volgende ménagerie, in opklimmende graad van vreemdheid:

  • Ives, Holidays Symphony: Een mondharp
  • Schönberg, Gurrelieder: IJzeren kettingen
  • Mahler, Zesde symfonie: Een grote hamer
  • Varèse, Amériques: Sirenes
  • Anthill, Coroborree: Een bull-roarer (een Aboriginal instrument bestaande uit een plat stuk hout dat aan een lang touw wordt rondgeslingerd en dat zo een zoemend geluid voortbrengt).
  • Nielsen, Aladdin: Zes megafoons (de stem van de Geest wordt voortgebracht door zes tenoren die achter de coulissen door even zoveel megafoons zingen; een megafoon werd overigens ook gebruikt door Edith Sitwell om haar gedichten door te reciteren tijdens de première van Walton’s Façade, en in Prokofiev’s cantate Oktober gaat een megafoon vergezeld van drie accordeons).
  • Antheil, Ballet Mécanique: Een grote en een kleine vliegtuigpropeller (in de gereviseerde versie van het ballet die nu nog wel eens gespeeld wordt en ook op CD te krijgen is; oorspronkelijk waren het drie propellers, benevens zeven electrische bellen, zestien pianolas en natuurlijk een sirene...)
  • Arnold, A grand, grand Festival Overture (eigenlijk hors concours, want als practical joke geschreven voor een feestconcert, maar toch): drie stofzuigers en een boenwasmachine, alsmede een vuurpeloton dat tegen het einde van het werk de stofzuigerspelers het zwijgen oplegt.
Iets vergeten?