maandag 8 december 2008

Oud en nieuw

Vergaat het anderen ook zo, vraag ik me af; dat componisten in en uit de gratie raken, of misschien beter gezegd binnen gehoorsafstand komen en zich er dan weer uit verwijderen, sommigen in cycli van jaren, anderen van maanden – als kometen in een muzikaal zonnestelsel? Er zijn in mijn geval maar heel weinig componisten die altijd aan de hemel staan; zo weinig, nou ik erover nadenk, dat het er eigenlijk misschien maar één is, Beethoven, die als ik de beeldspraak naar zijn uiterste consequentie voer dan de zon moet zijn in mijn muzikale universum. Dat laat altijd nog ruimte voor een maan, maar een naam schiet me daarbij maar zo niet te binnen.

Sjostakovitsj, dat is wel zeker, hoort tot de kometen met een meer wijdlopige, elliptische baan. Maar elke keer als hij weer in beeld komt word ik geraakt door dat geteisterde leven, de angstige balanceeract tussen kunstzinnige integriteit en de druk van een politiek systeem dat de muziek voor zijn karretje wilde spannen (je zou soms willen dat onze politiek kunst daar belangrijk genoeg voor vond). Het kan best een jaar geleden zijn dat ik voor het laatst iets van hem hoorde voordat ik recent ineens begraven raakte in zijn strijkkwartetten, en in het kielzog daarvan ook de symfonieën weer langs het firmament zag scheren.

Bijvoorbeeld op deze twee recent verschenen CDs van ons aller Bernhard Haitink, die zich bijna tegen wil en dank een reputatie als Sjostakovitsj-dirigent heeft verworven. Dat komt dan vooral door zijn indrukwekkende symfoniecyclus op Decca, in de jaren ‘70 en ‘80 opgenomen met het London Philharmonic en het Concertgebouworkest. Interessant genoeg dateert ook de ‘nieuwe’ uitgave van de Tiende symfonie uit die tijd; ze werd opgenomen tijdens de BBC Proms van 1986. Vergelijking met de splinternieuwe Vierde uit Chicago laat er weinig twijfel over dat Haitink 22 jaar geleden een geïnspireerder Sjostakovitsj-dirigent was dan hij nu is; en dat komt uit de mond van iemand die de Vierde een beduidend geïnspireerder werk vindt dan de Tiende.

De opname van de Vierde komt met een bonus-DVD onder de titel Beyond the score. Zo heet de serie van preconcert talks waarmee het publiek in Chicago’s Orchestra Hall wordt klaargestoomd voor de noten. Nou ja... Deze bombastische semi-performance bevat hoegenaamd niets dat je veel wijzer maakt over de muziek, maar bombardeert je wel met alle denkbare clichés, die de symfonie bij voorbaat beladen met associaties van marcherende horden, stampende machines, walmende industrie en Stalinistische gruwelen. En Charlie Chaplin slapstick. De makers lijken weinig te beseffen hoe ruïneus zoiets kan zijn. Ik kan Stravinsky’s Les Noces amper meer serieus beluisteren sinds een kennis, daar waar de bruiloftsgasten erg uitbundig worden, meewarig opmerkte “Je zult zo toch moeten trouwen…”. In een interview op dezelfde DVD tekent ook Haitink bezwaar aan tegen deze onzin (terzijde, wat een buitengewoon innemende en ontroerende man is dat toch, nog altijd het verlegen schooljongetje, maar eentje met diepe gronden). Hij onderstreept het overwegend intieme en persoonlijke karakter van dit werk, dat veel vaker zacht dan luid is, al is dat niet de reputatie die het geniet.

Maar in zijn uitvoering gaat hij toch echt een beetje te ver in het benadrukken van de ingetogen en peinzende momenten. Is music dangerous? zo vraagt de ondertitel van de DVD. Het antwoord: niet als je Haitink er zijn gang mee laat gaan. Het tempo grenst bij tijden aan stasis, zodat dit de traagste uitvoering van de Vierde is op CD: ruim 70 minuten waar veel van Haitinks collegae aan 60 genoeg hebben. Wat is dat toch, die neiging van ouder wordende dirigenten om het rempedaal nooit meer los te laten? Natuurlijk, als je langzamer rijdt kun je beter van het uitzicht genieten, maar dan moet er wel iets te zien zijn, en dat valt daar in Chicago best tegen – eerder heerst een grijzige eentonigheid, voor een deel ongetwijfeld veroorzaakt door de nogal ongelukkige akoestiek (of het gebrek eraan). Maar ook de brute momenten die het gemijmer telkens weer aan flarden scheuren klinken veel te beheerst en gepolitoerd – daar moet het brullen en stampen, woeden en krijsen, maar hier blijft het bij heel-netjes-best-wel-hard-spelen. Wat een contrast met de duistere majesteit van Haitinks eerdere, overigens ook al trage, Londonse uitvoering.

Pas in de finale, bij partituurnummer 184, waar de Vierde voor de eerste en enige keer in onversneden, tomeloze blijdschap uitbarst breken Haitink en zijn spelers eindelijk door hun remmingen heen. De bizarre reeks van parodistische walsen en marsen die volgt is prachtig gedaan en fonkelt van geestig detail. En ook de cataclysmische nepclimax net voor het coda is indrukwekkend – dit is een van de weinige opnames waar je de terugkeer van de treurmars die de Finale opende daadwerkelijk kunt horen in de koperen diepten onder al het duizelingwekkende tumult van ostinato pauken en krijsende houtblazers. Daarna mist ook het eindeloos eenzame coda, met zijn verre donder en zijn verwaaide Last Post, zijn effect niet – wat een geniale vondst toch, om de celesta nog net, in de allerlaatste maten, te laten wegbreken uit de kluisters van c klein, zodat wat lang een voltrokken tragedie lijkt op de valreep verandert in een enorm vraagteken.

In de Tiende wordt van heel wat dikker hout planken gezaagd en valt er over gebrek aan power niet te klagen. Alleen jammer dat ook daar de ongelukkige akoestiek, van de Royal Albert Hall ditmaal, roet in het eten gooit. Waar het hard moet gaat het hard, en met een lekkere, vette, diepe bas, alleen gaan nogal wat belangrijke melodische details daarin helaas roemloos ten onder. Zodra het stiller wordt trekt de orkestklank zich schuchtertjes terug in ijle verten en is het soms moeilijk het gevoel van contact met de muziek te bewaren. In de editing room is iemand niet helemaal wakker geweest denk ik, want het linker- en rechterkanaal staan verkeerdom op de CD.

Maar het mag, zeker naar het einde toe, de pret niet drukken. Daar is het effect beslist meeslepend, met juichende hoorns die het fameuze, eindeloos herhaalde D-Es-C-H onbehouwen de zaal inslingeren, en een slotgalop die klinkt alsof de bedachtzame Haitink zich te buiten is gegaan aan een flinke snuif speed. Het applaus krijg je er ook bij, dat viel niet weg te redigeren want het barst al los voordat de laatste noot verklonken is. Niet voor dagelijks gebruik al met al, eerlijk gezegd een wrattenzwijn van een CD, maar best te hebben die ene keer in het jaar dat de Sjostakovitsj-komeet langs de hemel trekt.