zaterdag 8 november 2008

Egotrip

Hoogleraar Derksen van de Nijmeegse Radbouduniversiteit heeft het nu onomstotelijk aangetoond: moderne jongeren worden almaar narcistischer. Derksen is een kenner van het fenomeen, volgens sommige van zijn collega’s because it takes one to know one. De psychologieprofessor (of liever gezegd, zijn projectgroep, maar uiteraard gaat de baas met de media-eer strijken) vergeleek ervaringen van leraren met jongeren van nu en van twintig jaar geleden, en ontdekte dat de hedendaagse scholier veel minder rekening houdt met anderen, egoïstischer is, ongemanierder, luidruchtiger, gemakzuchtiger, en een te optimistisch beeld heeft van zijn eigen kunnen. Dat laatste komt omdat ouders zelden meer bezig zijn met grenzen aangeven of corrigeren, maar daarentegen hun kleine wereldwonder alleen maar in alle toonaarden laten horen hoe geweldig het is. Kinderen worden voortdurend geprezen om niets, zegt Derksen. Hij denkt ook dat er iets mis gaat met de hechting in de jonge jaren, omdat ouders veel afwezig zijn. Ik denk dat het simpeler is: voor ouders die allebei menen te moeten werken om de status van een carrière te hebben, het huis van hun dromen, de tweede auto en de derde vakantie, is het kind ook een consumptiegoed geworden – wanneer ze er eindelijk tijd voor hebben mag het alleen maar allemaal leuk zijn. Net als de reis naar Chili en de nieuwe keuken moet het kind bewijzen hoe goed ze het in het leven doen. Het is een totem van hun geslaagdheid geworden, een pion in hun eigen narcistische project.

Als alle blijmoedigheid en zelfverzekerdheid ten spijt toch duidelijk wordt dat er iets niet goed gaat staat gelukkig een grabbelton vol modieuze diagnoses klaar waaruit naar believen soelaas kan worden geput. Wat je vroeger gewoon een klein ettertje noemde heet tegenwoordig een ADHDer of lijdt aan PDD-NOS. Verzonnen handicaps waarvoor het kind, aldus Derksen, vervolgens ook nog eens beloond wordt met oplossingen die het probleem verdoezelen.

Ik denk dat hij gelijk heeft. Maar dat grote onderzoek had hij zich kunnen besparen. Een ochtendlijk fietstochtje van mijn huisadres naar mijn werk is meer dan genoeg om de narcistische jongere in volle glorie te ontmoeten. Een paar dagen geleden nog: Op het fietspad van het spoorviaduct komen twee meisjes van pakweg vijftien jaar me tegemoet. Tegen de verkeersrichting in nemen ze het pad over de volle breedte in beslag. Ze fietsen zoals alleen zulke meisjes dat kunnen, zó langzaam dat ze net niet omvallen, en ook verder nogal wiebelig omdat ze uiteraard allebei maar één hand aan het stuur hebben; de andere zit, met mobiel, tegen het oor gelijmd. Misschien zijn ze met elkaar aan het bellen? Als de evolutie zijn werk blijft doen is de linkerarm over enkele eeuwen gereduceerd tot een tegen het oor steunende stomp met een GSM-houder aan de pols. Als de evolutie zijn werk blijft doen verstaan we straks elkaars stemmen alleen nog door de telefoon.

In een dergelijke situatie hanteer ik het principe dat wie de verkeersregels overtreedt, zelf de problemen maar moet oplossen die daardoor ontstaan. Helaas echter komt er van dat stoere voornemen bij dit soort meisjes weinig terecht. Er zit namelijk de denkfout in dat de ander zich rekenschap geeft van je bestaan. Ik koerste flink en vastberaden en in een stevig tempo rechtuit maar zag me op het allerlaatste moment alsnog gedwongen schielijk uit te wijken om een frontale aanrijding te voorkomen. De beide tegenligsters keken niet eens. Ik was gewoon lucht.