dinsdag 20 oktober 2009

Bijbelstudie

Vroeger, toen ik een knulletje op de lagere school was, mocht ik graag op bezoek gaan bij oom Bert en tante Mien, die in mijn vaders ouderlijk huis woonden: een ouderwets boerderijtje compleet met opkamer en het soort golvende daklijnen die voor de voorbijganger schilderachtig en voor de eigenaar zorgwekkend zijn. Oom Bert had bovendien altijd geweigerd over te gaan op zo'n nieuwerwetse WC-pot, dus de stoelgang speelde zich af op een houten poepdoos halfweg de koeienstal – waar je dan ook altijd weer je hand in de bek van een kalf moest steken, dat daar zo lekker op sabbelde terwijl het je met grote, verdrietige ogen aankeek. Boven die stal was een flinke hooizolder waar je jezelf kon wegmaken tussen de balen. Alsof dat allemaal niet genoeg was, was de boerderij omgeven door uitgestrekte weilanden ideaal voor eindeloos gevlieger; was er een belendende beek waarop 's winters fijn geschaatst kon worden (vooral onder het spoorbruggetje door was spannend); en was er aan de overzijde van die beek een klein bos waarin het heerlijk hutten bouwen was. Oom was een goedmoedige lomperik, tante een zorgzame zij het was chaotische Truus de Mier die volvette melk serveerde vers uit de stal, en met hun beide kinderen kon ik het prima vinden.

Toch was er maar één alles overtreffende reden waarom ik zo graag in dat oude boerderijtje kwam, en die had met al het bovenstaande niets te maken. In het kastje onder de TV in het piepkleine zitkamertje stonden twee kloeke, in rood leer gebonden boekwerken (meteen ook de enige boeken in huis). Het waren een Oud en een Nieuw Testament, geïllustreerd door Doré. Kalveren, poepdoos en hooizolder ten spijt, en zonder iets onaardigs te bedoelen over neef, nicht, oom en tante, deed ik niets liever dan met die folianten wegkruipen in een hoekje van de bank om me te verliezen in de theatrale uitspattingen van de grote graficus. Miljarden ragfijne lijntjes verkondigden een eindeloos geduld en maakten met elkaar een wereld die bij tijden geheimzinnig was en dan weer eng, majestueus of gruwelijk, en waaraan ook een randje schuldig genoegen kleefde, want veel van de figuranten waren nogal schaars gekleed en Doré tekende mooie lijven.

Ik moest denken aan die genoeglijke uurtjes met die twee boeken toen ik in het Volkskrant Magazine een uittreksel zag uit de binnenkort te verschijnen uitgave van Genesis volgens Roger Crumb. De Bijbel illustreren kan op vele manieren, dat blijkt maar weer. Ook Crumb blinkt uit in geduld en een veelheid van zwarte lijntjes, maar Doré zou zich een petit chapeau geschrokken zijn van het gebodene. Niks wapperende gewaden en sierlijke, atletische lijven; niks operateske gebarentaal. Ook niks dat lijkt op de bijbelverhalen in stripvorm die je van de EO kreeg opgestuurd wanneer je de rebus van EO Kinderkrant had opgelost, en waarin de profeten en heiligen er allemaal uitzagen als Hollywoodacteurs die hun baard langdurig door een prijzige kapper in een gepast sacrale vorm hadden laten trimmen. De bijbelfiguren van Crumb leven in een bonkige, rauwe werkelijkheid en laten onverschrokken zien hoe vreselijk en hoe lelijk heel veel is van wat er in dat zogeheten goede boek geschreven staat. Seks en geweld, daar draait het ook in de heilige schrift allemaal om. Kleine mensjes leiden ellendige levens bestierd door een god die er genoegen in schept willekeurige regels uit te vaardigen ("niet omkijken, want dan verander ik je in een zoutpilaar") en ziekelijke psychologische experimenten uit te voeren ("als je wilt laten zien dat je van me houdt, offer dan je zoon aan me").

Nog weer heel anders was het afgelopen zondag in het Valkhofmuseum, waar honderd pagina's uit het getijdenboek van Katherina van Kleef te bewonderen zijn die normaal in de Pierpont Morgan Library in New York huizen. Het was dringen geblazen, want het talrijk aanwezige publiek fladderde als een vlucht doorgeslagen eksters af op de goudglanzende juweeltjes in de bewasemde, vetbevingerde vitrines. De meesterwerkjes, hoe minuscuul ook, slepen je pardoes mee een andere wereld in, een wereld ver voorbij die van Crumb en Doré, waarin de maker en de eigenaar van het boek de Bijbel nog lazen als een weergave van feiten, niet alleen als een mooie kapstok voor het etaleren van hoge graveerkunst of een ideale aanleiding om het conservatieve establishment te choqueren. De meester van het getijdenboek sloofde zich niet uit met enkelvoudige penseelhaartjes en subtiele pigmenten om te laten zien hoe goed hij kon tekenen en wat een vaste hand hij had, maar omdat voor de Here alleen het beste goed genoeg was. Nou ja. Misschien toch ook wel een beetje om Katherina bij de les te houden tijdens de vrome uren en haar iets te geven waarmee ze collega adeldames de ogen uit kon steken. Ja voorwaar, de afbeelding bij het thema Barmhartigheid, van Katharina die aalmoezen uitdeelt aan de armen, blaakt van een soort narcistische zelfpromotie een Scheringa waardig.

Die mooie Doré bijbel heb ik, dwangmatige boekenverzamelaar die ik ben, tot mijn frustratie nooit meer ergens kunnen vinden; alleen maar een goedkope bundel waarin de gravures zelf in matige kwaliteit gereproduceerd zijn. Crumb komt daar eind deze maand natuurlijk naast te staan. Nou Katherina's getijdenboek nog, maar dat ligt wat moeilijker. Er is, zo vertelde een ingewijde me, een nieuw facsimile vervaardigd door een gespecialiseerde uitgever in Luzern – laat zulk priegelwerk maar aan de Zwitsers over. Een blik op betreffende website levert zorgwekkende informatie op over van alles, behalve prijzen. Er is ook nergens zo'n fijne winkelwagen-knop te bekennen. De boodschap dat interessante financieringsregelingen getroffen kunnen worden om de aanschaf van een facsimile mogelijk te maken doet weinig goeds vermoeden. Minder nog het feit dat alleen de informatiebrochure die belangstellenden kunnen opvragen al een lieve achtennegentig euro kost. Mijn ingewijde bron wist te vertellen dat het begeerde artikel zelf de handel in gaat voor een slordige tienduizend euro. Da's misschien wel wat veel voor een boek. Zelfs als het een perfect duplicaat is van het origineel. Maar dat is het niet. Ik heb het gezien, want in het Valkhofmuseum ligt een exemplaar ter inzage. Het goud is te vlak, het mist de roodglans en het reliëf van de oorspronkelijke versieringen; en de kleuren zijn te flets, hebben net niet de sprankeling en frisheid die in het eigenlijke boek al bijna zeshonderd jaar zo verbazingwekkend mooi bewaard zijn gebleven. Dus dan nog maar eens een keer het Mexicaanse griepgevaar getrotseerd en de neus tegen die vettige vitrinekasten geduwd...