zaterdag 23 januari 2010

Geertspraak

Dat gaat nog een interessante taalstrijd worden, dat proces tegen Geert Wilders. Geert heeft niks tegen moslims, alleen maar tegen de islam. Met moslims kan hij prima uit de voeten, zolang ze zich maar niet met de islam inlaten. Alleen is een moslim die zich niet met de islam inlaat geen moslim meer. Als ik Geert goed begrijp (lang niet gemakkelijk bij zo’n warhoofd) zegt hij feitelijk dat hij niets tegen moslims heeft, behalve dat ze moslim zijn. Vergelijk: Ik heb niets tegen vegetariërs, behalve dat ze geen vlees eten. Ik heb niets tegen PVV aanhangers, behalve dat ze op de PVV stemmen. Et cetera.

En nu mag een rechtscollege in Amsterdam gaan beslisssen of dat kan. Volgens mij had die vraag beter aan een college van taalfilosofen kunnen worden voorgelegd.

zaterdag 16 januari 2010

Nog meer oudheidkunde

Zaterdagochtend - snel even de stad in voordat de grote drukte uitbarst. Ik heb genoeg goeds gelezen over de nieuwe Bruckner 3 & 4 opname van het KCO om nieuwsgierig te zijn, dus die ga ik me even aanschaffen.

De klant die naast me bij de kassa een CD staat af te rekenen is duidelijk een bekende van de winkelier.
"Zo, ben je tegenwoordig over op klassiek?"
"Nee hoor. Kadootje voor mijn schoonvader - die wordt drieëntachtig."
"De mijne is negentig."
"Jaja... Mijn vader is inmiddels eenennegentig."
"En het gaat goed?"
"Zit nog elke dag op zijn hometrainer!"
In koor: "Hahahaha." Het ontbreekt er nog net aan dat daarbij een snaakse blik mijn kant op geworpen wordt.

Haastig vlucht ik de nering uit, naar De Slegte. Daar staat de titel van het laatst afgerekende boek nog op het digitale schermpje van de kassa: "Aangename postumiteit". Het weekend is weer goed begonnen.

dinsdag 12 januari 2010

Mahlerdoofheid

Toen Gustav Mahler in mei 1907 de generale repetitie voor de première van zijn Zesde symfonie had beëindigd, trof zijn vrouw hem in tranen aan in de dirigentenkamer. Tijdens het hele repetitieproces, en ook na de uitvoering, was de componist in een dusdanige toestand van handenwringende agitatie dat vrienden zich serieus bezorgd maakten over zijn gezondheid. De uitvoering zelf liep, aldus Alma, niet geweldig omdat de meester bijna bang leek zijn eigen werk te dirigeren. Niet verwonderlijk, natuurlijk – als er ooit een daverend monument voor het nihilisme werd geschapen, een immense catastrofe in muziek, een ode aan de wanhoop, is het wel Mahlers Zesde.

Gisteren zag ik op de BRT een niet onverdienstelijke uitvoering van de Zesde door het orkest van de Munt, met Hartmut Haenchen op de bok. Nauwelijks was het laatste, afgeleefde pizzicato (de plof van een schep zand op een doodkist) verklonken in de inktzwarte duisternis die rest, of het publiek klom al bravo-roepend op de stoelen. We pretenderen tegenwoordig graag dat Mahlers tijd gekomen is, zoals hij zelf al voorspelde. Maar ik vraag het me af; vraag me af of die toehoorders daar in de concertzaal eigenlijk iets anders of iets meer hebben gehoord dan een collectie knappe instrumentale effecten (och och, die hamer) en een even knap staaltje orkestrale acrobatiek.