Pim van Lommel is een echte ouderwetse Ome Dokter, met van die gezellige wenkbrauwen en een diepe, geruststellende bromstem, waarmee zelfs de boodschap ‘U gaat morgen dood’ nog klinkt als goed nieuws. Niet dat Dokter Pim zoiets ooit zou zeggen, integendeel. Hij belooft u dat u juist nooit dood gaat. Op het moment van uw aardse sterven schudt alleen maar uw 'eindeloos bewustzijn' zijn stoffelijke ketenen van zich af om ergens anders bewust te gaan wezen. Uw lijf is slechts een ontvanger, die bij de conceptie een ziel uit het luchtledige plukt, om die bij uw verscheiden net zo gemakkelijk weer door te geven aan de volgende radio. En dat zegt Dokter Pim niet zomaar – hij heeft het wetenschappelijk bewezen. U kunt het nalezen in The Lancet, no less.
Hoe weet Dokter Pim dat allemaal? Welnu, hij is cardioloog, en omdat zelfs de beste cardiologen wel eens pech hebben heeft hij soms patiënten die op een haartje na dood gaan. Als zulke mensen het vervolgens toch redden, en bij het opslaan der ogen in het we-leefden-nog-lang-en-gelukkig-gezicht van dokter Pim kijken, vertellen ze wel eens over een bijna-dood-ervaring (BDE). Terwijl ze daar zo’n beetje net-niet lagen te sterven zijn zij bezocht door visioenen van lichtende tunnels en lang-verloren geliefden, en hebben ze in eufore gelukzaligheid wat rondgezweefd in de behandelkamer om de verrichtingen van de medici aan hun eigen semi-ontzielde lijf gade te slaan. Dokter Pim hoorde de nodige van zulke verhalen, en bedacht zich dat het geen toeval kon zijn dat ze zo op elkaar lijken. Nou hadden anderen dat ook al wel eens bedacht, en na enig experimenteren is er intussen een hele berg degelijk bewijs voor het feit dat zuurstoftekort in de hersenen en nog een handjevol andere aardse invloeden precies het soort gewaarwordingen teweeg brengt die als BDE beschreven worden. Een BDE kan eenvoudig onder gecontroleerde lab-condities worden opgewekt.
Maar dat was Dokter Pim niet genoeg. Dokter Pim dacht, er is meer. En met die conclusie alvast stevig op het netvlies ging hij onderzoek doen, wat nooit een goed idee is. Hij ondervroeg 344 gereanimeerde hartpatiënten die een periode klinisch dood waren, enkele dagen na het feit. Resultaat: 18% van de ondervraagden meldde een BDE, hoewel het bij een derde van die groep alleen ging om een paar vage herinneringen, en er eigenlijk maar bij 12% echt van een volgens-het-boekje BDE gesproken kon worden. De meest voorkomende herinnering (bij 56% van de BDE-ers) was een eufoor gevoel. Na 2 en 8 jaar konden mensen hun ervaring nog goed navertellen, hoewel sommigen bij nader inzien toch geen BDE bleken te hebben gehad, en anderen die er eerst geen hadden ineens toch wel. Op den langere duur waren BDE-ers naar eigen zeggen gevoeliger en empathischer geworden, intuïtiever gaan leven, en minder bang voor de dood.
Omdat zulk cijfermateriaal maar saai is, gooit van Lommel daarnaast een anekdotisch voorbeeld in de strijd. Dat gaat hij later nog hard nodig hebben, zo blijkt, en het vermoeden is moeilijk te bedwingen dat hij het achteraf heeft ingevoegd als stopverf voor enkele wel erg tochtende gaten in zijn onderzoeksverslag. Het betreft een geschiedenis verteld door een verpleegster die aan de pilot-fase van het onderzoek meewerkte. Zij ging medicatie verstrekken aan een patiënt bij wiens reanimatie ze een week eerder aanwezig was geweest. “U weet waar mijn kunstgebit is!” zei de patiënt. Wat bleek, hij had, terwijl hij buiten bewustzijn was, uitgetreden boven zijn ziekbed gezweefd en gezien hoe de verpleegster het kunstgebit uitnam en op een verrijdbaar kastje had gelegd. Terzijde: vindt u het ook zo vreemd dat zo'n uitgetreden ziel zich zo banaal stoffelijk gedraagt? Hij zweeft op een bepaald punt in de ruimte, alsof hij ruimtelijke dimensies heeft. Hij ziet en hoort, alsof hij ogen en oren heeft. Hij gedraagt zich alsof muren en deuren en verpleegsters en kunstgebitten nog betekenis voor hem hebben. Het is een bijna aandoenlijk kinderlijke projectie, een beetje zoals de witte, doorzichtige Tom die je met vleugels en aureool al harpspelend ten hemel ziet stijgen wanneer Jerry hem eens een keer goed te grazen heeft genomen.
Na de presentatie van zijn bevindingen is het tijd voor van Lommel om de Discussie van zijn Lancet-artikel te openen met een wijds en fantasierijk gebaar. “De BDE kan geen medische oorzaak hebben, want zij werd maar door een klein deel van de onderzochte groep gerapporteerd”. Ziehier hoe van een nadeel een voordeel kan worden gemaakt. Je zou toch denken dat als sterven het universele losmaken is van het vrije bewustzijn van zijn aardse ketenen, juist iedereen die klinisch dood is zo’n ervaring zou moeten hebben? En is het zo dat ervaringen die wel een medische oorzaak hebben per definitie voor iedereen hetzelfde zijn? Dokter Pim ziet ook al niet dat hij het raadsel even verderop zelf oplost, wanneer hij constateert dat een goed korte termijn geheugen noodzakelijk is voor het herinneren van een BDE. Hij ziet zelfs niet dat hij hier tegen de achilleshiel van zijn project schopt. Zijn gegevens gaan helemaal niet over BDE; zijn gegevens gaan over herinneringen.
Ook verderop kun je af en toe niet geloven hoe dom Dokter Pim is, en nog minder dat de redactie van The Lancet dit broddelwerk heeft laten passeren. Het was vast komkommertijd. Van Lommel ontkomt er natuurlijk niet aan om bestaand onderzoek te bespreken in relatie tot zijn bevindingen. Schoorvoetend moet hij erkennen dat in laboratoriumproeven precies dezelfde ervaringen zijn opgewekt als die waar hij nu in zijn survey zo’n goede sier mee maakt. Maar, zo voegt hij toe, het betrof dan alleen maar fragmentarische herinneringen, en geen ‘panoramische levensvisies’. Bovendien rapporteerden proefpersonen uit zulke experimenten geen effect op hun levenswijze naderhand of hun kijk op de dood. Nee, vind je het gek: ze wisten immers dat ze aan een experiment deelnamen en wat er ging gebeuren; wisten dus ook dat er aan hun ervaring niks bovennatuurlijks of spiritueels was. Een beetje anders dan mensen die op een haartje na aan de dood ontsnapt zijn en dagen de tijd hebben gehad om in een ziekenhuisbed op dat feit te reflecteren. En wat die ‘panoramische levensvisie’ betreft, wat die precies behelst vermeldt Dokter Pim niet, en evenmin bij hoeveel van zijn proefgroep deze ervaring optrad. Dat de ene mens nou eenmaal een betere verhalenmaker is dan de andere is een factor waar hij al helemaal geen woord aan vuil maakt. Evenmin trouwens als aan de vraag hoeveel van zijn patiënten vooraf kennis hadden over BDE, en dus achteraf hun ervaring zelf in die mal kunnen hebben gegoten.
Je kunt er lang en breed over debatteren, maar het is allemaal gelommel in de marge. Waar Dokter Pim’s onderzoek direct op sneuvelt, is het feit dat hij niet heeft aangetoond, en ook niet kan aantonen, dat de herinneringen die de BDE-ers rapporteerden daadwerkelijk uit de periode van vermeende herseninactiviteit gedurende de klinisch-dood fase stammen. Hij kan niet eens aantonen dat die hersenen feitelijk inactief waren, want dat heeft ie niet gemeten. Hij baseert zich in zijn veronderstelling op een paar artikelen waaruit hij concludeert dat bij reanimatie het EEG na zo’n 10 seconden vlak wordt. Helaas heeft iemand de moeite genomen dat eens na te zoeken, om te ontdekken dat dat helemaal niet in die artikelen staat. Bovendien, al was het wel juist, dan nog laat een EEG alleen zien wat er in de buitenste hersenlagen gaande is. Kijk, dat krijg je nou als een cardioloog voor neuropsychiater gaat spelen. Maar zelfs al waren de hersenen echt tijdelijk uitgeschakeld, dan nog kan de BDE zich net zo goed hebben voorgedaan bij het wegglijden in die toestand, of bij de terugkeer daaruit. Met Occam’s scheermes is Dokter Pim’s warrige baardgroei zo in een handomdraai verwijderd: er is geen enkele reden om gangbare medische en neurofysiologische verklaringen te herzien.
Van dat soort scepsis schrikt onze onverstoorbare dokter overigens niet – al valt meteen op dat hij haar niet met inhoudelijke argumenten bestrijdt. Zijn onderzoek heeft in The Lancet gestaan, en dus is het waar - case closed, lijkt hij te denken. Dat is misschien nog het meest schrijnende bewijs van zijn onbenul in het bedrijven van wetenschap. Toch schroomt hij niet diezelfde wetenschap de zwarte piet toe te spelen. “Allemaal angst,” concludeert hij losjes; zijn onderzoek is bedreigend voor het materialistische westerse wereldbeeld, en daarom willen sommigen er niet aan. Het is net, voegt hij er bescheiden aan toe, als vroeger, met Galileo: die werd immers ook verguisd door een establishment dat nog niet klaar was voor zijn gelijk. Hij vergeet dan maar even dat Galileo iets had dat Dokter Pim ontbeert: deugdelijk bewijs. Alleen de gezellige wenkbrauwen, die hebben ze wel gemeen.
Als het vuur hem echt aan de schenen wordt gelegd tovert Dokter Pim de verpleegster en het kunstgebit uit de hoge hoed. Het ultieme bewijs, toch, dat de patiënt waarnemingen heeft gedaan terwijl hij buiten westen was, en dat zijn geest dus vrij van zijn materiële lijf opereerde? Het eind van het liedje is dan dat hij van ons verlangt dat we ons hele wetenschappelijke wereldbeeld overboord zetten op grond van dat ene verhaal. Als we ons kritisch uitlaten over dat voorstel trekt hij zijn gezellige wenkbrauwen op in een ongezellige frons: we gaan die arme, hardwerkende, toegewijde verpleegster toch niet voor leugenaar uitmaken zeker? Misschien niet – maar zomaar blindelings geloven mogen we haar niet, althans, niet zolang we aanspraak willen maken op het predicaat wetenschap. Een verhaal dat niet systematisch gedocumenteerd is, niet is voortgekomen uit een vooraf geplande methodische aanpak, niet ondersteund is door feitenchecks bij collega-verpleging of de betreffende patiënt, is net als alle andere anekdotische informatie als wetenschappelijk bewijs ondeugdelijk. Omdat mensen nou eenmaal verhalenmakers zijn, en het menselijk geheugen notoir fragmentarisch en onbetrouwbaar is. Bovendien, in deze tijden van virulent paranormalisme is het helemaal niet denkbeeldig dat we met een of andere zweefzuster te maken hebben die in haar vrije tijd aura's masseert, Maya-kalenders en planeetstanden angstvallig met elkaar vergelijkt, tarot legt, en tussen al die bedrijven door dikke boeken leest over BDE.
Allemaal teveel gedoe voor dokter Pim. Die liet zijn wetenschappelijke ambities varen en schreef een boek waarin hij alles eruit gooide wat hij The Lancet wijselijk had onthouden. Eindeloos Bewustzijn heet het, met de leugenachtige ondertitel Een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring. Net als elke paranormale pseudowetenschapper bedient Dokter Pim zich hier, niet door enige kennis gehinderd, van alles wat in zijn kraam te pas komt, tot kwantumfysica aan toe, om zo een cardiologische Celestijnse Belofte in elkaar te knutselen die als warme broodjes over de toonbank gaat.
Het zal dan ook geen verbazing wekken dat Dokter Pim inmiddels is afgedwaald naar de onvermijdelijke buurthuizen vol desperado’s en looney tunes die op parablabla afkomen als Woody Allen op uw kleindochter. Dat is een stuk veiliger, en lucratiever ook, dan het wetenschappelijke forum met al die mierenneukende zeurkousen en scheermes-zwaaiende Sweeney Todds. Ik zag de dokter in een TV-documentaire, vorige week, waar hij warm-begrijpend stond te knikken naar een meneer die uitlegde dat hij helderziend en heldervoelend was en die mooie eigenschappen inzette tot heil van heel de mensheid. Even later troostte hij de moeder en vriendin van een veel te vroeg gestorven jongen, waarbij hij zowaar overging tot handoplegging. Dokter Pim wordt Goeroe Pim. Daar zit een veel dikkere boterham in dan in cardiologie.