vrijdag 26 december 2008

Wild geraas

Een paar repetities geleden trof ik onze dirigent aan naast een grote houten kist, met een vervaarlijke hamer in de hand. “Zo, gaan we nou Mahler Zes spelen?” Dat bleek toch niet het geval. De kist was op zijn verzoek door een van onze contrabassisten in elkaar getimmerd ten behoeve van een kamermuziekwerk, ik weet niet meer van wie, dat hij met een ander ensemble gaat uitvoeren en waar ook zo’n hamer in voorkomt. Weliswaar iets kleiner dan die waar Mahler zijn held mee om de oren slaat. Een Kammerhammer.

We kwamen te spreken over Mahler, en over Ustvolskaja, de vrouw met de hamer op wie Sjostakovitsj ooit verliefd was, en die haar nadagen in godvruchtige verlatenheid sleet op een armoedig flatje driehoog-achter in St. Petersburg. Daar kieperde ze bijna alles wat ze schreef meteen weer in de kachel, omdat voor de Lieve Heer eigenlijk niets goed genoeg is. Dat bedeesde boerinneke schreef niettemin een werk voor acht contrabassen, een piano en een houten kubus van 43x43x43cm, welke laatste genadeloos met zo’n Mahlerhamer wordt bewerkt. Compositie II, Dies Irae. Niet om vrolijk van te worden, maar ik beloof je, je hebt nog nooit zoiets gehoord en het is vreemd fascinerend.

Maar enfin, zo kwam ik te peinzen over het feit dat vanaf het begin van de twintigste eeuw een toenemend merkwaardig arsenaal aan instrumenten aan het orkest werd toegevoegd. In de opera gebeurde dat natuurlijk al eerder, maar dan ging het om theatrale special effects. In het orkestrale trof je zoiets maar zelden aan. Incidenteel ging een Beethoven zich te buiten aan kanonnen en musketten (Wellington’s Sieg), net als Berlioz trouwens (Tristia), maar het waren nog de tijden dat een enkele slag op een tamtam een ongehoord effect kon hebben omdat zoiets, nou ja, ongehoord was (Requiem van Cherubini).

Denkend aan de vreemdste ‘instrumenten’ die ik tot nu toe in symfonische werken uit de 20ste eeuw ben tegengekomen kwam ik tot de volgende ménagerie, in opklimmende graad van vreemdheid:

  • Ives, Holidays Symphony: Een mondharp
  • Schönberg, Gurrelieder: IJzeren kettingen
  • Mahler, Zesde symfonie: Een grote hamer
  • Varèse, Amériques: Sirenes
  • Anthill, Coroborree: Een bull-roarer (een Aboriginal instrument bestaande uit een plat stuk hout dat aan een lang touw wordt rondgeslingerd en dat zo een zoemend geluid voortbrengt).
  • Nielsen, Aladdin: Zes megafoons (de stem van de Geest wordt voortgebracht door zes tenoren die achter de coulissen door even zoveel megafoons zingen; een megafoon werd overigens ook gebruikt door Edith Sitwell om haar gedichten door te reciteren tijdens de première van Walton’s Façade, en in Prokofiev’s cantate Oktober gaat een megafoon vergezeld van drie accordeons).
  • Antheil, Ballet Mécanique: Een grote en een kleine vliegtuigpropeller (in de gereviseerde versie van het ballet die nu nog wel eens gespeeld wordt en ook op CD te krijgen is; oorspronkelijk waren het drie propellers, benevens zeven electrische bellen, zestien pianolas en natuurlijk een sirene...)
  • Arnold, A grand, grand Festival Overture (eigenlijk hors concours, want als practical joke geschreven voor een feestconcert, maar toch): drie stofzuigers en een boenwasmachine, alsmede een vuurpeloton dat tegen het einde van het werk de stofzuigerspelers het zwijgen oplegt.
Iets vergeten?

maandag 22 december 2008

Impulsdoorbraak

Omdat ik graag met mijn tijd meega ben ik een doorgewinterd internetshopper. In winkels kom ik voornamelijk nog om te kijken wat er is, waarna ik me rap huiswaarts spoed om begeerde artikelen voor tweederde van de winkelprijs, en soms nog veel minder, via de elektronische snelweg te bestellen. Als je een beetje je verstand gebruikt werkt dat feilloos, maar als je overweldigd wordt door een stoornis in de impulscontrole, dan berg je maar. Het gebeurde me laatstleden donderdagavond. Lees en huiver.

Ik had me voorgenomen me in de kerstvakantie te gaan wijden aan enig digitaal tekenwerk. Dat doe je natuurlijk met een tekentablet, want met een gewone muis blijf je noodgedwongen steken op niveau Corneille. Nu heb ik al jaren zo’n tabletje, maar sinds ik over een breedbeeld computerscherm beschik sporen de tekenverhoudingen niet meer met het beeld. Tijd dus voor een splinternieuwe, flitsende breedbeeldtablet. Ik wist wat ik wilde dus dat was niet moeilijk – maar waar te bestellen? Wacom, de maker van deze tabletten, bleek het gewenste apparaat te verkopen voor 360 euro. Maar een beetje winkelvergelijken dreef me in de armen van een Hengelose firma luisterend naar de heel Twentse naam 4allclients. Die lieve schatten boden hetzelfde product aan voor maar 316 euro; op voorraad ook, dus binnen twee werkdagen verzonden – aldus de site.

So far so good. Met geoefende hand meldde ik me aan als klant, zoefde door de invulschermpjes heen, en haperde alleen even toen ik bijna klaar was. Want er was een scherm verschenen met het totaaloverzicht van mijn bestelling, en tussen dat scherm en het vorige had een gevorderde wiskundige bewerking plaatsgevonden waarin ruim bemeten verzendkosten een cruciale rol speelden, alsmede een raadselachtige post ‘transactiekosten’, waardoor die aantrekkelijke 316 euro van eerder ineens was veranderd in 335. In Hengelo kunnen ze toveren! Knappe psychologen zijn het ook, want als je nog maar één klik verwijderd bent van afronding van je bestelling is de verleiding groot om maar door te gaan. Dus met een licht-belazerd gevoel deed ik dat inderdaad. Nog effe een behendige iDeal betaling eroverheen en voilà, 4allclients was 335 euro rijker en ik had voorlopig nog niks.

Tevreden mijn internetschermpjes sluitend viel nu pas mijn oog op het klanttevredenheidsthermometertje van de winkelvergelijksite waar ik 4allclients had gevonden. Dat wees voor deze firma een nogal onderkoelde temperatuur aan. Hm. Even wat klantrecensies lezen. Die bleken uit twee soorten te bestaan. Enerzijds: Een lange serie boze, teleurgestelde en ontdane één-ster reacties van klanten die maanden op leveringen hadden moeten wachten, eindeloos in klantenservice wachtrijen hadden gestaan, en in een enkel geval een advocaat hadden moeten inschakelen om hun geld terug te krijgen na een annulering. Anderzijds: opvallend gelijkvormige, taal- en spelfoutvrije vijfsterrenrecensies van bijzonder tevreden kopers. Preciezer gezegd las ik respectievelijk boze reacties van echte klanten en neprecensies die 4allclients overduidelijk zelf had geplaatst om de temperatuur op de thermometer tenminste uit de meest Arctische regionen op te stuwen.

Ik kreeg het ineens heel warm, en niet omdat de geest van kerstmis over mij vaardig werd. Ik kreeg het nog warmer toen ik op de website in mijn klantenaccount probeerde in te loggen maar dat niet bleek te kunnen, omdat ik daar een klantnummer voor nodig had dat ik niet had gekregen. Het enige dat ik kreeg was een kale mail met een bevestiging van betaling. Geen woord over waarvoor ik had betaald of wanneer ik het mocht verwachten. Gelukkig vermeldde de site ook nog iets anders: zolang bestellingen niet in de verzendprocedure zitten, kunnen ze worden geannuleerd. Mijn besluit was snel genomen.

“Welkom bij de klantenservice van 4allclients. Dit informatienummer kost 45 eurocent per minuut, met een maximum van 22 euro 50.” Was dat een dreigement? Maar ik had geluk, ik was nummer één in de rij.
“Goedemorgen meneer, wat kan ik voor u doen?”
“Uhm, ik heb gisteravond een Wacom tablet bij jullie besteld; die wil ik graag annuleren.”
“En wat is het bestelnummer?”

Ik geef het gevraagde. Aan de andere kant gaat het rammelderammeltyptyp…

“Nee meneer, die bestelling zit al in de verzending en kan niet meer worden geannuleerd.”
“Oh. Ok. Zit in de verzending, dus dan heb ik ‘m morgen in huis?”
“Uitlevering staat hier voor begin volgende week meneer.”
“Hm. Nou, in dat geval laat ik het erbij. Heeft u trouwens mijn klantnummer voor me, dan kan ik in elk geval volgen hoe het ermee staat.”
“Zal ik u de factuur sturen, daar staat alle informatie in?” Ze zegt het op een toon alsof me een uitzonderlijke dienst bewezen wordt.
“Graag!”

Later die dag log ik, nu gewapend met mijn klantnummer, in op de site van 4allclients. Opnieuw krijg ik het heel warm. Winkelen bij 4allclients is beslist aan te raden voor koukleumen. Want wat staat daar, bij de tracking informatie? “Verzenddatum: 24-12-2008”. Kerstavond. Dat betekent dus dat ik mijn tabletje op zijn vroegst 27 december kan verwachten, en waarschijnlijker nog op maandag 29, want pakketten op zaterdag dat doet TNT nog maar zelden sinds ze klantgericht is geworden. En op maandag helemaal niet, nu ik erover nadenk. Dinsdag 30 dus, dan is de vakantie alweer zowat voorbij. Als ik bij Wacom besteld had, had ik het ding een dag later in huis gehad. Briesend hamer ik het klantenservicenummer maar weer in mijn telefoon. Vier wachtenden dit keer.

4allclients, waarmee kan ik u helpen?”
“Hallo. Ik heb vanmorgen met uw collega gebeld over een bestelling die ik gisteren heb gedaan en die ik wilde annuleren. Dat kon niet zei zij, want de bestelling zat al in de verzending. Maar nu zie ik in mijn tracking informatie dat het pakket pas volgende week woensdag wordt verstuurd. Dus ik wil alsnog graag annuleren.”
“En wat is het bestelnummer?”
(…rammelderammeltyptyp)
“Sorry meneer, die bestelling kan niet meer worden geannuleeerd.”
“Waarom zou dat niet kunnen? Op uw site staat dat bestellingen kunnen worden geannuleerd zolang ze niet verzonden zijn. En deze is voorlopig nog niet verzonden.”
“De bestelling kan niet geannuleerd worden meneer.”
“Natuurlijk kan dat wel.”
“Meneer, ik kan de bestelling niet annuleren, ik heb het scherm voor me, er staat, ‘bestelling kan niet worden geannuleerd’.”

Ik heb ineens de indringende gewaarwording te zijn beland in een sketch uit Little Britain. Ik heb de real life Carol Beer aan de lijn. “Computer says no…”

“Luister, het is heel simpel. U verstuurt dat artikel niet en stort mij mijn geld terug, klaar.”
“De bestelling kan niet worden geannuleerd meneer. Als u wilt annuleren moet u er op tijd bij zijn.”
‘Hallo zeg, ik heb de bestelling pas gisteravond gedaan! Hoe op tijd moet ik wezen?”
“Sorry meneer, de bestelling kan niet worden geannuleerd.”
“Dit is belachelijk. Op uw site staat dat de levertijd maximaal drie dagen is, en ik zit dadelijk anderhalve week wachten. Dat is misleidend, en dat geeft me minstens recht om te annuleren.’
“Hoezo meneer? Volgens mijn gegevens gaat de bestelling dinsdag in de verzending, dan hebt u hem woensdag in huis.”

Ook dat nog. Heb je je net lekker opgefokt, gooit zo’n juffrouw er dit soort deflatoire informatie tegenaan. Het moest niet mogen. “Dat is iets anders dan wat hier staat,” probeerde ik nog amechtig, maar ik voelde de fut eruit gaan. Al mijn welverdiende verontwaardiging vloeide heen als een Groenlandse gletsjer. Een klein, gemeen stemmetje ergens in mijn achterhoofd maakte me opmerkzaam op het feit dat ik natuurlijk niet echt boos was op 4allclients maar vooral op mezelf en mijn eigen impulsieve stommiteit.

Sedertdien is er op wonderbare wijze in mijn trackinginformatie een annuleerknop verschenen die er eerder niet was. Ik denk dat mijn Hengelose vrienden dat expres gedaan hebben om mij een beetje te plagen. Want als je erop drukt verschijnt alleen maar de tekst: ‘Not Found. The requested document was not found on this server.’ Maar ik laat me niet gek maken. Ik leun achterover en wacht op woensdag. Als die dag tabletloos verstrijkt, en daar houd ik terdege rekening mee, dan mag ik weer lekker boos worden, en hartstikke terecht. Dat doet een mens goed in deze dagen van vrede op aarde.

zondag 21 december 2008

Klankschoon

In het land van de muziekkritiek en de gevestigde deskundige liefhebbers verbaas ik me er telkens weer over hoe onbelangrijk men over het algemeen de geluidskwaliteit van een opname vindt. Lees een high brow muziekblad als Gramophone erop na en je zult zien dat de meeste recensenten aan de kwaliteit van een geluidsopname nauwelijks een woord vuilmaken. Sterker nog, er wordt enigszins hoofdschuddend neergekeken op luisteraars die daar wel belang aan hechten, en luisteraars die er onbeschaamd veel belang aan hechten worden met opgetrokken neus in de hoek gezet als ‘alleen maar audiofiel’. Zulke mensen geven niet echt om de muziek, die willen alleen maar gekieteld worden door de technische hoogstandjes van hun apparatuur.

De echte kenner daarentegen zal je zonder blikken of blozen een mono-opname uit de jaren veertig, die klinkt alsof ie niet naast maar ín een knapperende open haard is opgenomen en ingespeeld werd op met prikkeldraad bespannen triplexviolen, aanprijzen als de beste uitvoering ooit van betreffend werk. Hoe ouder hoe beter. Men biedt tegen elkaar op. Het oeuvre van dode componisten komt kennelijk pas echt tot leven als we het horen van ensembles wier leden ook allemaal alweer een tuintje op hun buik hebben (auteursrechtelijke noot: die laatste wending is vrij naar het Nijmeegs, waar ongure types de retorische vraag ‘moj je ’n tuun op de buuk?’ bij wijze van dreigement plegen te hanteren).

Ik begrijp dat niet. Ik vind de klankkwaliteit van muziekopnames uitermate belangrijk, en om een heel simpele reden: muziek is geluid, en alleen maar geluid. Alles wat door mankementeuze techniek aan nuance, dynamiek en realisme verloren gaat doen we de componist tekort. Als Mahler schrijft Mit höchster Kraftentfaltung dan wil ik die krachtontplooiing in zijn volle glorie horen, en niet worden overgeleverd aan mijn eigen fantasie terwijl een of andere antieke opname me in de steek laat omdat die pijnlijk tegen zijn laaghangende dynamische plafond botst. Ik hunker naar fluisterzachte ppp’s, doorzichtigheid en fijne klanknuances – de componist heeft ze toch niet voor niets opgeschreven?

Wat onze echte kenners doen is zoiets zeggen als dat het niet uitmaakt of je naar “Gezicht op Delft” kijkt zoals het er hangt, of door een plaat matglas. Natuurlijk, het blijft een even mooi schilderij, maar in het laatste geval kan ik dat niet echt zien, dan weet ik het alleen van horen zeggen. We willen niet als door enen spiegel in ene duystere rede staren, we willen zien van aangezicht tot aangezicht. Het lijkt me onzin te menen dat luidsprekers nog iets anders doen dan de lucht trillend in beweging zetten, dat zij op ondoorgrondelijke wijze een soort geheimzinnige, alleen voor ingewijden te bespeuren quinta essentia uitscheiden die de krakkemikkige klankrealiteit overstijgt en waarin het ware hart van de muziek besloten ligt.

Hoewel, nu ik erover nadenk… Misschien is dat toch wel ongeveer hoe het gaat. Alleen komt die kwintessens niet met de klanken mee uit de luidspreker. Ze bestaat daarentegen in de verhalen die de ingewijden elkaar vertellen over bepaalde opnames, bepaalde vertolkers: gelovige leerstellingen die je moet onderschrijven voordat je tot het heilige der heiligen van de Kenners kunt toetreden; rijke mythologieën die zich vestigen in het hoofd van de gelovigen en die tot leven worden gewekt door de opname. De diepe esthetische ervaring die volgt komt niet voort uit wat feitelijk gehoord wordt, maar lag al kant-en-klaar te wachten, een duveltje in een doosje waarvan de geluidsgolven alleen maar het deksel hoefden op te tillen.

Priemend

Groot nieuws. Twee tot de macht drieënveertigmiljoen honderdtwaalfduizend zeshonderdnegen minus één is een priemgetal. Om precies te zijn, het eerste bekend geworden priemgetal dat uit meer dan tien miljoen cijfers bestaat. Als je het uit je hoofd wilt leren om bijvoorbeeld een doodlopend oudjaarsfeestje weer wat leven in te blazen, hier kun je het in zijn volle glorie bewonderen. Pas op, ook al is het maar platte tekst, de download is niettemin 16MB groot...

maandag 8 december 2008

Misdenk

Dacht ik altijd dat Australië het land was van vrijbuiters en rauwdouwers, heb ik het weer mis. Natuurlijk had ik wel vermoedens dat het normen- en waardenstelsel enigszins was bijgesteld sedert de dagen dat Down Under een criminelenkolonie was, maar dat men nou meteen zou gaan meedingen naar het wereldkampioenschap fatsoensrakkerij, nee, dat kwam toch tamelijk onverwacht. De gedane gooi is echter indrukwekkend. Vandaag werd een Australiër veroordeeld tot 1500 euro boete en een proeftijd van twee jaar omdat hij plaatjes in bezit had waarop de kinderen Simpson, u weet wel, het volstrekt fictieve en niet bijster realistisch getekende kroost van Homer en Marge uit Springfield, dingen met elkaar aan het doen waren die kinderen gewoonlijk niet geacht worden te doen.

De argumentatie van de rechter: “Als dit echte kinderen waren geweest, zou het hier om een van de zwaarste misdaden in ons rechtssysteem gaan.” Voorwaar, de bioscopen in Australië gaan zware tijden tegemoet. Al die moord en doodslag die aanhoudend over het witte doek vliegt, dat kan natuurlijk helemaal niet! Als dat echte mensen waren in plaats van acteurs zou het om de zwaarste misdrijven gaan die het Australische rechtstelsel kent! En hebt u wel eens goed naar een Tom en Jerry cartoon gekeken? Misdadig gewoon! Ook het lezen over onoorbaar gedrag dient sterk ontmoedigd te worden. Agatha Christie? Een poel van verderf! Mensen mochten eens op ideeën komen!

Een ver-van-mijn-bed-show denkt u, daar bij onze antipoden? Dan zou ik uw cartooncollectie maar eens fluks nakijken. In Nederland is evengoed de wet op de kinderporno opgerekt zodat zij nu ook virtuele afbeeldingen omvat, waaraan geen echte kinderen te pas zijn gekomen. Met de Simpsons kom je hier nog weg, want in tegenstelling tot de Australiërs vereist de Nederlandse wetgever wel een bepaalde mate van realisme voordat de afbeelding strafbaar wordt. Vier vingers is niet genoeg, zo vermoeden we, maar wat verder de maatstaven voor werkelijkheidswaarde zijn blijft rijkelijk in het ongewisse. Tot enige vervolging heeft de wetswijziging dan ook tot op heden niet geleid, want in de praktijk denken rechters en officieren van justitie wel drie keer na voordat ze zich wagen aan een glijpartij op deze morele zeephelling. Niet alleen moet de afbeelding namelijk een voldoende graad van realisme hebben, bovendien moet worden aangetoond dat het virtuele slachtoffer ‘kennelijk’ jonger is dan 18 jaar. Ga er maar aan staan. Als de cartoonist er geen paspoort bijgetekend heeft ben je nergens.

Natuurlijk kun je je diepgrondig af gaan zitten vragen waarom sommige mensen zonodig Bart en Lisa Simpson willen bewonderen in standje zevenhonderdachtentwintig (de Spaghettischotel) uit de Kama Sutra; maar even diepgrondig kun je je afvragen waarom we ons daar druk over zouden maken; en nijpend dient zich daarnaast de vraag aan waarom de film-serie Saw, waarin mensen in smakelijk close-up op de meest godsonmogelijk gruwelijke manieren naar het leven worden gestaan, al aan zijn vijfde, drukbezochte aflevering toe is, alsmede de vraag waarom we ons daar in het geheel niet druk over maken. Je kunt verder allerlei theorieën ophangen over hoe consumptie van dergelijk materiaal aanzet tot handelen in de geest ervan, alleen maar om te ontdekken dat daarvoor ieder greintje bewijs ontbreekt. De bottom line blijft over, en klinkt vertrouwd: Die Gedanken sind frei. De overheid kan en mag geen gedachtenpolitie zijn, de wereld van de fantasie, hoe verknipt de fantasie ook is, is een soevereine vrijstaat die ons allemaal soelaas biedt.

Mocht een overijverige rechter straks toch een virtuele kinderpornozaak op zich nemen, dan zou ik willen voorstellen daarin ook virtueel te straffen, en de dader zijn geldelijke boete te laten voldoen met gephotoshopte bankbiljetten.

Oud en nieuw

Vergaat het anderen ook zo, vraag ik me af; dat componisten in en uit de gratie raken, of misschien beter gezegd binnen gehoorsafstand komen en zich er dan weer uit verwijderen, sommigen in cycli van jaren, anderen van maanden – als kometen in een muzikaal zonnestelsel? Er zijn in mijn geval maar heel weinig componisten die altijd aan de hemel staan; zo weinig, nou ik erover nadenk, dat het er eigenlijk misschien maar één is, Beethoven, die als ik de beeldspraak naar zijn uiterste consequentie voer dan de zon moet zijn in mijn muzikale universum. Dat laat altijd nog ruimte voor een maan, maar een naam schiet me daarbij maar zo niet te binnen.

Sjostakovitsj, dat is wel zeker, hoort tot de kometen met een meer wijdlopige, elliptische baan. Maar elke keer als hij weer in beeld komt word ik geraakt door dat geteisterde leven, de angstige balanceeract tussen kunstzinnige integriteit en de druk van een politiek systeem dat de muziek voor zijn karretje wilde spannen (je zou soms willen dat onze politiek kunst daar belangrijk genoeg voor vond). Het kan best een jaar geleden zijn dat ik voor het laatst iets van hem hoorde voordat ik recent ineens begraven raakte in zijn strijkkwartetten, en in het kielzog daarvan ook de symfonieën weer langs het firmament zag scheren.

Bijvoorbeeld op deze twee recent verschenen CDs van ons aller Bernhard Haitink, die zich bijna tegen wil en dank een reputatie als Sjostakovitsj-dirigent heeft verworven. Dat komt dan vooral door zijn indrukwekkende symfoniecyclus op Decca, in de jaren ‘70 en ‘80 opgenomen met het London Philharmonic en het Concertgebouworkest. Interessant genoeg dateert ook de ‘nieuwe’ uitgave van de Tiende symfonie uit die tijd; ze werd opgenomen tijdens de BBC Proms van 1986. Vergelijking met de splinternieuwe Vierde uit Chicago laat er weinig twijfel over dat Haitink 22 jaar geleden een geïnspireerder Sjostakovitsj-dirigent was dan hij nu is; en dat komt uit de mond van iemand die de Vierde een beduidend geïnspireerder werk vindt dan de Tiende.

De opname van de Vierde komt met een bonus-DVD onder de titel Beyond the score. Zo heet de serie van preconcert talks waarmee het publiek in Chicago’s Orchestra Hall wordt klaargestoomd voor de noten. Nou ja... Deze bombastische semi-performance bevat hoegenaamd niets dat je veel wijzer maakt over de muziek, maar bombardeert je wel met alle denkbare clichés, die de symfonie bij voorbaat beladen met associaties van marcherende horden, stampende machines, walmende industrie en Stalinistische gruwelen. En Charlie Chaplin slapstick. De makers lijken weinig te beseffen hoe ruïneus zoiets kan zijn. Ik kan Stravinsky’s Les Noces amper meer serieus beluisteren sinds een kennis, daar waar de bruiloftsgasten erg uitbundig worden, meewarig opmerkte “Je zult zo toch moeten trouwen…”. In een interview op dezelfde DVD tekent ook Haitink bezwaar aan tegen deze onzin (terzijde, wat een buitengewoon innemende en ontroerende man is dat toch, nog altijd het verlegen schooljongetje, maar eentje met diepe gronden). Hij onderstreept het overwegend intieme en persoonlijke karakter van dit werk, dat veel vaker zacht dan luid is, al is dat niet de reputatie die het geniet.

Maar in zijn uitvoering gaat hij toch echt een beetje te ver in het benadrukken van de ingetogen en peinzende momenten. Is music dangerous? zo vraagt de ondertitel van de DVD. Het antwoord: niet als je Haitink er zijn gang mee laat gaan. Het tempo grenst bij tijden aan stasis, zodat dit de traagste uitvoering van de Vierde is op CD: ruim 70 minuten waar veel van Haitinks collegae aan 60 genoeg hebben. Wat is dat toch, die neiging van ouder wordende dirigenten om het rempedaal nooit meer los te laten? Natuurlijk, als je langzamer rijdt kun je beter van het uitzicht genieten, maar dan moet er wel iets te zien zijn, en dat valt daar in Chicago best tegen – eerder heerst een grijzige eentonigheid, voor een deel ongetwijfeld veroorzaakt door de nogal ongelukkige akoestiek (of het gebrek eraan). Maar ook de brute momenten die het gemijmer telkens weer aan flarden scheuren klinken veel te beheerst en gepolitoerd – daar moet het brullen en stampen, woeden en krijsen, maar hier blijft het bij heel-netjes-best-wel-hard-spelen. Wat een contrast met de duistere majesteit van Haitinks eerdere, overigens ook al trage, Londonse uitvoering.

Pas in de finale, bij partituurnummer 184, waar de Vierde voor de eerste en enige keer in onversneden, tomeloze blijdschap uitbarst breken Haitink en zijn spelers eindelijk door hun remmingen heen. De bizarre reeks van parodistische walsen en marsen die volgt is prachtig gedaan en fonkelt van geestig detail. En ook de cataclysmische nepclimax net voor het coda is indrukwekkend – dit is een van de weinige opnames waar je de terugkeer van de treurmars die de Finale opende daadwerkelijk kunt horen in de koperen diepten onder al het duizelingwekkende tumult van ostinato pauken en krijsende houtblazers. Daarna mist ook het eindeloos eenzame coda, met zijn verre donder en zijn verwaaide Last Post, zijn effect niet – wat een geniale vondst toch, om de celesta nog net, in de allerlaatste maten, te laten wegbreken uit de kluisters van c klein, zodat wat lang een voltrokken tragedie lijkt op de valreep verandert in een enorm vraagteken.

In de Tiende wordt van heel wat dikker hout planken gezaagd en valt er over gebrek aan power niet te klagen. Alleen jammer dat ook daar de ongelukkige akoestiek, van de Royal Albert Hall ditmaal, roet in het eten gooit. Waar het hard moet gaat het hard, en met een lekkere, vette, diepe bas, alleen gaan nogal wat belangrijke melodische details daarin helaas roemloos ten onder. Zodra het stiller wordt trekt de orkestklank zich schuchtertjes terug in ijle verten en is het soms moeilijk het gevoel van contact met de muziek te bewaren. In de editing room is iemand niet helemaal wakker geweest denk ik, want het linker- en rechterkanaal staan verkeerdom op de CD.

Maar het mag, zeker naar het einde toe, de pret niet drukken. Daar is het effect beslist meeslepend, met juichende hoorns die het fameuze, eindeloos herhaalde D-Es-C-H onbehouwen de zaal inslingeren, en een slotgalop die klinkt alsof de bedachtzame Haitink zich te buiten is gegaan aan een flinke snuif speed. Het applaus krijg je er ook bij, dat viel niet weg te redigeren want het barst al los voordat de laatste noot verklonken is. Niet voor dagelijks gebruik al met al, eerlijk gezegd een wrattenzwijn van een CD, maar best te hebben die ene keer in het jaar dat de Sjostakovitsj-komeet langs de hemel trekt.

zondag 7 december 2008

Statistiekemerds

Jane Goldman is een hippe, eigentijdse meid met een fluorescerende haarspoeling en een neuspiercing bovendien; een kranige tante die je zo ziet uitspatten in het wildere uitgaansleven, u weet wel, waar het best leuk is als je maar de goeie drugs achter de kiezen hebt, en die zich zeker niet met een kluitje in het riet laat sturen. Het is dan ook aanvankelijk wat verrassend dat juist zij zich heeft toegelegd op het kritisch onderzoeken van paranormale fenomenen, want afgezien van haar overstelpende, gul geëtaleerde wiebelboezem is er aan Jane helemaal niets dat naar het bovennatuurlijke zweemt. Jane Goldman Investigates wordt daardoor natuurlijk alleen maar fascinerender TV.

(Jane is overigens ook, maar dat terzijde, de wederhelft van TV-presentator Jonathan Ross, die recent de nationale schande van het Verenigd Koninkrijk werd nadat hij in een radioprogramma onnette telefoontjes had gepleegd naar acteur Andrew Sachs, u beter bekend als Manuel uit Fawlty Towers. Ross had op Sachs’ antwoordapparaat de boodschap achter gelaten dat zijn partner in crime, komiek Russell Brand, van bil was gegaan met Sachs’ kleindochter – een inderdaad onsmakelijke suggestie zoals iedereen kan betuigen die Brand wel eens heeft gezien. De kleindochter in kwestie, Georgina Baillie, was diep in heur frêle kuisheid geraakt, maar kon verder niet rechtstreeks reageren omdat ze op tournee was met haar dansgroepje, The Satanic Sluts. Het in-keurige meisje treedt daarin op onder haar artiestennaam, Voluptua. Enigszins verrassend bijkt overigens dat het niet zo is dat ze niet stout is geweest met Brand, het was alleen niet de bedoeling dat opa dat wist. De Engelsen zijn, zo zie je maar weer, grootmeesters in het schandaalmaken uit niets. Maar dat, nogmaals, terzijde).

Onlangs was onze ondernemende Jane, misschien ter afleiding van de familieperikelen, op onderzoek uit in de Old Queen’s Head Pub in Islington, een oude uitspanning die behalve door de gebruikelijke binge drinkers ook gefrequenteerd wordt door het in Engeland min of meer verplichte spook, in dit geval de geest van een klein meisje dat in een wapperende jurk door de gangen rent. Maar die details waren Jane onbekend, althans, dat beweerde ze bij hoog en bij laag en waarom zouden we iemand met zo’n eerlijke haarkleur niet geloven? Ervan uitgaande dat Jane inderdaad niet even op internet had gespiekt was het best indrukwekkend dat ze, op geleide van een medium, helemaal vanuit haar eigen intuïtie kwam aanzetten met precies dit beeld, van een klein meisje in iets fladderend wits. Spooky!

Maar nu komt het. Pal nadat Jane haar intuïtieve beschrijving van het spook had gecompleteerd, en nadat het medium, dat het natuurlijk weten kan, had bevestigd hoe precies dit beeld klopte, verscheen een buitengewoon intrigerende tekst in beeld. Die luidde: “De kans om dit spontaan goed te raden is 1 op 15.000”.

Huh?

Daar word ik nieuwsgierig van. Wie heeft dat uitgerekend, en hoe dan wel? Als je spontaan moet raden naar wat er rondspookt in een oude pub, welke 15.000 opties doen zich dan voor? Ik zou zo op het eerste gezicht denken dat het aantal mogelijkheden een stuk beperkter is. Spoken worden namelijk, weet ik als trouwe fan van Jane en andere paranormale informatiebronnen, vrijwel zonder uitzondering beschreven als menselijke gedaantes. De enige details die Jane intuïtief toevoegde waren de jeugdigheid van de verschijning, de fladderigheid van het jurkje, en zijn kleur. De opties laten zich dan snel aftellen. De menselijke gedaante kan een man zijn of een vrouw. Ik weet niet hoe scherp afgetekend mediamieke visioenen zijn wat betreft leeftijd, maar laten we zeggen dat het kan gaan om een kind, een adolescent of jong-volwassene, een volwassene of een bejaarde. Twee geslachten maal vier leeftijden, dat zijn acht mogelijkheden, nog lang geen vijftienduizend. Aangezien de kleding niet nader werd gespecificeerd dan zijnde fladderend hoeven op dit punt niet meer dan twee opties te worden toegevoegd, namelijk fladderend en niet-fladderend. Tweemaal acht is zestien, nog bijna duizend keer te weinig, en dan zijn we al gul want hoe groot is de kans dat een mannelijke geest in een Engelse pub zich in een fladderend gewaad vertoont? Zo’n genezijder wil toch niet voor een astrale travestiet worden aangezien!

Rest de kleur. Natuurlijk is het aantal nuances daar eindeloos, maar is het aantal kleuren dat een mens spontaan benoemen kan dat ook? Lijkt me niet. Het lijkt me dat we dan al heel, heel erg royaal zijn als we uitgaan van de 216 standaard websafe kleuren. Maal zestien is 3.456, nog steeds bijna vijf keer te weinig om aan die raadselachtige kans van 1 op 15.000 te komen. En dan vergeet ik gemakshalve maar even dat de kleur wit traditioneel met spoken geassocieerd wordt en dus vanzelf al een grotere kans maakt dan andere kleuren om spontaan genoemd te worden door iemand die moet raden naar de kenmerken van een huisspook.

Al met al lijkt me de kans dat de kijker hier bedot wordt ongeveer 1 op 1. Intuïtie en statistiek hebben altijd al een moeizame verhouding gekend.

dinsdag 2 december 2008

Heengegaan

Richard Hickox voelt als een oude bekende. Zijn joviale, vierkante kop heeft me toegelachen vanuit meer CD-boekjes dan ik ooit heb willen tellen. Maar ja, onder zo'n massieve kop zit natuurlijk een soortgelijk lijf, en dat is niet goed voor je hart, ook niet voor zo'n groot muziekhart als dat van Hickox. Dus nu is hij dood.

De liefhebber van Engelse muziek wordt door de Nederlandse concertprogrammeurs harteloos aan zijn lot over gelaten. Een heel, heel enkel stukje Britten of Elgar wil misschien nog door de mazen van het net glippen, en dat gaat dan zelden verder dan de Sea Interludes respectievelijk het Celloconcert en de Enigma Variations. The Planets van Holst maken ook nog een kansje, vooral omdat amateurorkesten zich daar graag aan wagen als ze eens echt uit hun bol willen gaan. Het Gelders Orkest programmeerde ooit, in een daad van woeste anglofilie, de Eerste Symfonie van Walton (geweldig, met die knallende, door twee slagwerkers geslagen paukencascades aan het eind!) maar trok zich daarna weer schielijk terug in een veilig ijzeren bastion van Tsjaikovski, Beethoven en Brahms. Ik heb zelfs, ooit, lang geleden, in het Concertgebouw Vaughan Williams' Sea Symphony gehoord, een ervaring zeldzamer dan een gecombineerde theevisite bij u thuis door de paus en de koningin.

Maar Alwyn, Brian, Rubbra, Delius, Bax, Arnold, Tippett, Bantock, Bridge, Simpson, Moeran, de rest van Holst, de rest van Elgar, de rest van Walton, de rest van Vaughan Williams, en de rest van al die andere Engelse toonkunstenaars? Nergens te bekennen. Geen noot. De CD is de enige route om deze componisten te leren kennen, die met elkaar in hun muziek een kwaliteit vertegenwoordigen die in geen enkele andere muziek precies zo te vinden is, een kwaliteit die bijna geen naam te geven is maar die iets te maken heeft met mistige valleien, verwaterde zonsopgangen, koele verten, druïdische mysteriën, pastorale groengebieden, avondlijke mijmeringen, een agnostische religiositeit, in een woord, Engelsheid. Het was die muziek bij uitstek waar Richard Hickox zich sterk voor maakte – al draaide hij zijn hand ook niet om voor authentieke Haydn.

En nu is hij dood, zomaar ineens, 60 jaar jong, te vroeg zelfs om een dubbel en dwars verdiend ridderschap aan zijn naam te verbinden - midden in de opnames van Holst's Choral Symphony, een werk waarvan een nieuwe CD smachtend tegemoet werd gezien en er nu waarschijnlijk toch weer niet komt. Hickox is, hè bah, was, een ware Saint George die de draak van de verwaarlozing rigoureus heeft verjaagd uit componerend Albion. Niet alleen maakte hij must-have opnames van Peter Grimes en het War Requiem, hij kwam ook met duizelingwekkend prachtige Arnold-lezingen en een set van volledige Alwyns, om over de eindeloos fascinerende, langverloren oerversie van Vaughan Williams' Londonse maar te zwijgen. Zijn opname van Holsts Cloud messenger etst de sferen en melodieën obsederend in je kop en doet je afvragen waarom dat werk niet twaalf keer per jaar wordt uitgevoerd, en hetzelfde geldt voor de Hymn of Jesus, die heus heel anders klinkt dan zijn onuitstaanbaar suikerige EO-titel doet vermoeden. En alsof dat allemaal niet genoeg was gaf hij ons ook nog alle symfonieën van de onuitsprekelijke Rubbra, waaronder een koel-fonkelend juweel van een Vierde met enkele van de meest magische openingsbladzijden ooit gecomponeerd.

Waar moet het heen met de Engelse muziek, en waarheen moet de liefhebber van Engelse muziek nu deze maestro zijn wapenbroeder Vernon Handley zo veel te haastig achterna is gesneld?