woensdag 13 april 2011

Rab(b)iaat

In de krant stond een foto van zes rabbi's. Zes baardige mannen met zwarte hoeden, een archaïsch beeld. Enigszins desondanks bevonden zij zich op Schiphol, waar ze zich gezwind naar toe hadden gespoed middels het nogal eigentijdse vliegtuig. Dat alles om het volgende Nederlandse affront jegens de religieuze tolerantie aan de kaak te stellen, het beoogde verbod op de onverdoofde slacht. De heren schermden met verder niet gespecificeerd onderzoek dat aan zou tonen dat kosjer geslachte dieren in feite minder pijn lijden, maar tussen de regels door leek hun belangrijkste zorg toch dat hun heilige tradities worden aangetast, of erger, dat ze dadelijk geen vlees meer zouden kunnen eten. In het voorbijgaan kregen hun islamitische broeders nog een trap mee, want hun halal slagers zijn natuurlijk lang zo goed niet opgeleid als de Joodse evenknieën - die doen de dieren pijn.

Ik weet niet wat het fijnst is voor het beest; gewoon blijven leven, vermoed ik. Maar als het dan toch dood moet lijkt het me nuttig de discussie over de manier waarop te voeren op basis van feiten, en niet van allerlei religieuze rimram. Simpeler gezegd, wanneer gaan we nou eindelijk eens die absurde uitzonderingspositie die religie overal nog inneemt afschaffen, en feiten boven fantasieën stellen?

zondag 26 december 2010

Sissi herzien

Kerst kwam als vanouds met een herherherherherhaling van Sissi, die niet te versmaden historische fantasie uit de onschuldige jaren '50, toen men nog niet maalde om kleine onnauwkeurigheden, en net zo makkelijk deed alsof Frans Joseph Elisabeths ware liefde was als dat men auto's en TV-antennes op de achtergrond goedmoedig tolereerde.

Voor ons, oudgedienden, gesneden koek, maar voor mijn nichtje van drieëneenhalf was het de eerste keer, en ze keek haar ogen uit. Het fenomeen hoepeljurk wekte verbazing. "Die mensen hebben hele lange t-shirts aan, helemaal tot op de grond!". Sissi's trouwjapon echter was aanleiding tot regelrechte bezorgdheid. "Waarom zit die mevrouw in een grote witte zak? Is ze ziek?"

zaterdag 4 december 2010

Herfstzwammen

De Volkskrant heeft het er maar druk mee om zijn nieuwe imago op te houden als clubblad van een theologische faculteit. Gelukkig heeft de redactie voor de editie van vandaag journalist Michiel Hegener bereid gevonden een zwabberend zwamverhaal over islam en godsdienstvrijheid over de volle breedte van twee pagina's uit te smeren. Voor zover er een touw aan vast te knopen is hangt zijn betoog van onzin en gemakkelijke algemeenheden aan elkaar en ik zou er dan ook geen gedachte aan vuil hebben gemaakt ware het niet dat hij een veelgehoorde drogreden over het materialisme in de strijd gooit, hoewel je hem zelden zo lui en rommelig geformuleerd ziet. Ik geef u Hegeners stijlbloempje liefst onversneden:

Menig materialist zal bestrijden dat materialisme een geloof is, maar het bewijs is eenvoudig. Dat hebben we te danken aan de niet aflatende ijver van de sceptici. Via verenigingen, tijdschriften, congressen en boeken bestrijden ze het idee dat er meer zou zijn tussen hemel en aarde. Steeds wanneer ze een paranormaal brandje proberen uit te trappen, bewijzen ze één ding met zekerheid: een bewijs voor het materialisme ontbreekt. Want anders konden ze kortheidshalve naar dat bewijs verwijzen, dan hoefden ze zich niet jaar in jaar uit in te spannen om aanwijzingen dat er meer is dan materie onderuit te halen, althans verdacht te maken. Materialisme is een geloof. Mogelijk is het zelfs een religie, met het kleinste deeltje als hoogste god.
Je moet het hem nageven, die laatste wending is mooi, je herkent de bedreven journalist. Met zo'n uitsmijter zou je bijna vergeten dat alles wat er boven staat een amalgaam is van moedwillige misrepresentatie, absurd simplisme, en zweverig vooroordeel. Het enige dat deze passsage bewijst is dat Hegener gelooft in 'meer', en een korte blik op zijn website leert snel genoeg dat hij graag de westerse wetenschap de les leest om ruimte te scheppen voor reïncarnatie en voor mensen die al mediterend zes jaar kunnen overleven zonder voedsel en water (kijk onder 'Links'). De desbetreffende verhalen maken ook duidelijk dat enige scepsis Hegener zelf vreemd is, en dat hij weinig kaas gegeten heeft van statistische spreiding, de valkuilen van anekdotische bewijsvoering, en de algehele onbetrouwbaarheid van YouTube en commerciële TV-zenders als bron van objectieve kennis.

"Een bewijs voor het materialisme ontbreekt." We moeten Hegener maar vergeven dat hij in zijn missionaire bevlogenheid taalkundig het spoor wat bijster raakt. Als we hem letterlijk nemen spreekt hij zichzelf immers tegen. Hij heeft net geconstateerd dat er materialisten bestaan, dus daarmee is het bestaan van materialisme bewezen. Maar we kunnen vermoeden dat hij eigenlijk bedoelt dat een bewijs voor de louter materiële aard van de werkelijkheid ontbreekt. Hij zegt er niet bij waarom er maar één bewijs zou moeten zijn, of op welke wijze het feit dat er niet één bewijs is het materialistische standpunt ontkracht. In feite is er een schier onafzienbare hoeveelheid bewijzen op elk denkbaar terrein die de hypothese bevestigen dat de werkelijkheid materieel van aard is. Die hypothese zou te ondergraven zijn met bewijzen voor immateriële invloeden (wat we ons daarbij dan ook moeten voorstellen), maar die ontbreken ten enenmale. Er is, gegeven de objectieve waarnemingen die we hebben, simpelweg geen reden of noodzaak om een immateriële werkelijkheid te veronderstellen. Er zijn geen 'aanwijzingen dat er meer is dan materie'. Het 'meer' waar allerlei mensen als Hegener zo aan gehecht zijn, is een antwoord op een niet bestaand vraagstuk. Zo'n veronderstelling beantwoordt misschien een oppervlakkige behoefte aan 'zin' of 'verwondering', maar ze voegt geen verklaringskracht toe als het gaat over de vraag hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Bovendien schendt ze de regel van Occam: bij gelijke verklaringskracht gaat de voorkeur uit naar die theorie die de minste nieuwe vragen oproept.

Je mag dat allemaal in de wind slaan en toch allerlei immaterieels veronderstellen - dat spreekt, we leven in een vrij land. Die keuze heet geloof (of bijgeloof, al heb ik nooit begrepen waarom je die twee zou onderscheiden) - of, in het beste geval, als je van plan bent naar bewijzen te gaan zoeken, een onbevestigde hypothese. En je kunt het nalaten, wat je bijgevolg dus geen geloof kunt noemen. Dat sceptici het ondertussen aanhoudend druk hebben met het uittrappen van paranormale brandjes is in belangrijke mate te danken aan mensen als Hegener zelf, die beter zouden moeten weten, maar er om onduidelijke redenen voor kiezen materialisme, scepsis en wetenschap publiekelijk en op valse gronden af te schilderen als 'ook maar een geloof', en zo vrij spel te geven aan allerlei 'alternatieve verklaringen' waarvan uiterst aannemelijk is dat ze niet meer zijn dan middeleeuwse kolder.

woensdag 24 november 2010

Man ist was man ißt

Koken is het helemaal tegenwoordig. In de eindeloze reeks huis-koop-en-verbouwprogramma's is de keuken het pièce de résistance, met verplicht kookeiland uiteraard. Topkoks zijn nationale celebrities. Je valt op TV van de ene kookwedstrijd in de andere, waar diezelfde topkoks zenuwachtige wannabe chefs lekker in de pan mogen hakken. En het is echt niet zomaar een kwestie van de groente mooi snijden en een stukje vlees lekker rosé bakken, nee, koken moet gaan over de diepste uitdrukking van je wezen. Ik zag het in een Engelse kookshow al eens, dat een kandidate werd weggestuurd omdat ze 'in haar koken onvoldoende uitdrukte wie ze was.' Maar nu lees ik tot mijn verbazing dat zelfs de Michelin-brigade dit criterium voor zijn sterrencircus hanteert: "Komt de persoonlijkheid van de chef tot uitdrukking in het eten?"

Ik probeer me voor te stellen hoe zo'n beoordeling in zijn werk gaat. Komt Michelin voor de proeverij bij de chef langs om een persoonlijkheidsvragenlijst af te nemen, zodat de uitkomst daarvan straks gematcht kan worden met het Menu Degustation? Als er een hele saaie chef in de keuken staat, scoort hij dan ook een punt wanneer hij vervolgens inderdaad heel saai kookt?

Hoe smaakt een narcistisch klaargemaakte coquille?

dinsdag 23 november 2010

De mijne is groter...

Arme Polen. Als je je geloof zo luid moet uitschreeuwen, moet je wel heel veel twijfels hebben.

zondag 21 november 2010

Back to the future

Wie eens vaker dan een keertje op dit blog is langsgekomen weet inmiddels wel dat de wereld van het paranormale zich te allen tijde in mijn warme kritiek mag verheugen. Als ik weer eens langs een aflevering van The Ghostwhisperer gezapt ben is mijn maag nog geruime tijd in opstand (als u op de link klikt moet op voor de grap de disclaimer eens openen...). Dertig procent van de Nederlanders gelooft dat Char, dat nette-kleding-voor-oudere-dames-model dat een occulte versie van Lingo beoefent, daadwerkelijk met de geesten van overledenen in contact staat. Van de Amerikanen tussen 18 en 29 jaar gelooft meer dan 50% dat er spookhuizen bestaan; oudere generaties blijken wat nuchterder - de jonge garde denkt kennelijk dat de kermis en de bioscoop een betrouwbare weergave zijn van de werkelijkheid.

Opmerkelijk genoeg gelooft in de VS een veel kleinere groep, zo'n 24% van de bevolking, in helderziendheid en toekomstvoorspellen. Ik noem dat opmerkelijk omdat juist op deze terreinen, in tegenstelling tot dat van spoken, het een en ander aan (min of meer) wetenschappelijk onderzoek is gedaan met als algemene uitkomst naar het lijkt een klein, maar significant positief effect. Het is duidelijk dat de goegemeente zijn wereldbeeld niet op de wetenschap baseert, maar dat wisten we natuurlijk al. Ik echter krijg het van deze onderzoeken een beetje benauwd. Op vele ervan is methodologisch van alles af te dingen, maar nu komt Daryl Bem van de Cornell University met een peer reviewed publicatie in een gerespecteerd blad van de American Psychological Association, het Journal of Personality and Social Psychology, waarin hij op basis van een reeks tamelijk eenvoudige experimenten enkele hoogst merkwaardige resultaten rapporteert. Die overigens, zo begint hij meteen te zeggen, naar zijn opvatting niets met het paranormale te maken hebben, maar onderdeel zijn van psi, een complex van vooralsnog mysterieuze maar normaal menselijke vermogens, met name helderziendheid, toekomstvoorspellen, en telekinese. Sorry Daryl, dat noem ik toch nog maar gewoon paranormaal, al snap ik best dat dat bij een serieus tijdschrift minder goed verkoopt.

Afgezet tegen de claims uit paranormale contreien is het allemaal tamelijk onspectaculair wat Bem zoal vindt. De toekomstvoorspellende prestaties van zijn onderzoekssubjecten wijken maar 3 tot 10 procent af van de verwachte toevalsmarge (en die 10 is een uitschieter), en dat wat voorspeld of voorzien wordt ligt niet verder dan enkele seconden in de toekomst. Maar al lijkt dat niet wereldschokkend, de implicaties van deze bevindingen zijn immens: een substantieel deel van onze theorievorming, niet alleen in de psychologie, maar ook in de fysica, moet op de schop. Aangenomen natuurlijk dat die bevindingen juist zijn, en geloof maar dat daar een levendig debat over zal losbarsten. De uitgebreide versie van het artikel van Bem, 'Feeling the Future', is hier te lezen, dus ik ga het niet van haver tot gort uiteen zetten. Maar het is illustratief om stil te staan bij enkele van zijn experimenten, waarin hij bekende psychologische mechanismen test in een experimentele opzet, alleen in de omgekeerde volgorde waarin ze normaal werken.

Bijvoorbeeld. In een regulier psychologisch experiment zou een proefpersoon gevraagd kunnen worden of een bepaalde afbeelding, die hem op een computerscherm wordt getoond, voor hem een positieve of negatieve gevoelslading heeft. De getoonde afbeeldingen zijn allemaal zo uitgezocht door de onderzoeker dat ze duidelijk en op voorspelbare wijze als positief en negatief te duiden zijn. Wat de proefpersoon niet weet is dat net voordat hij het plaatje ziet er heel kort een woord over het scherm flitst, zó kort dat hij het niet bewust kan waarnemen, maar het onbewust wel registreert – subliminaal aanbieden heet dat. Ook dat woord heeft een uitgesproken positieve of negatieve lading. De combinatie van woorden met navolgende afbeeldingen wordt willekeurig door de computer bepaald. Wat blijkt nu: als woord en navolgend plaatje in gevoelslading overeenstemmen heeft de proefpersoon minder tijd nodig om zijn oordeel over het plaatje te geven dan wanneer het woord negatief is en het plaatje positief, of vice versa: dan is de reactietijd significant langer. Dit effect wordt 'priming' genoemd: de gevoelsbeleving wordt al bij voorbaat een bepaalde kant op gestuurd, en vertraagt vervolgens de reactie als het plaatje er niet bij klopt omdat de proefpersoon dan ergens in zijn hersenen een correctie moet doorvoeren. Kloppen woord en plaatje wel met elkaar dan staat hij als het ware al in de juiste stand en reageert hij sneller.

Bem voerde het experiment in eerste instantie op deze gebruikelijke wijze uit en vond wat te verwachten was: als woord en beeld overeenstemden in gevoelslading, was de gemiddelde reactietijd 23,6 milliseconden sneller dan wanneer woord en beeld botsten. Maar vervolgens deed hij iets dat alleen iemand die al decennia lang in randparanormale sferen actief is kan bedenken. Hij deed het klassieke priming experiment nog een keer, maar draaide nu de aanbiedingsvolgorde van plaatje en woord om. Eerst ziet de proefpersoon een plaatje en geeft daarover zijn oordeel; en pas als hij het oordeel gegeven heeft bepaalt de computer willekeurig welk woord subliminaal wordt aangeboden. Resultaat: het priming effect bleef gewoon bestaan, zij het iets verdund. Als het woord dat op het plaatje volgde niet klopte met de gevoelslading van dat plaatje deed de proefpersoon er gemiddeld nog steeds langer over om op dat plaatje te reageren: 15 milliseconden langer dan wanneer woord en plaatje mooi met elkaar rijmden.

Even ademhalen hoor. Wat Bem hier beschrijft gaat tegen elke intuïtie en elk normaal, causaal begrip van de werkelijkheid in. En hij lijkt er behagen in te scheppen om zijn lezers om de oren te slaan met allerlei varianten op hetzelfde thema - negen experimenten in totaal met samen zo'n duizend proefpersonen, waarvan maar één experiment zonder significant resultaat was: de keuzes die proefpersonen maakten werden systematisch enigermate beïnvloed door informatie die ze pas na die keuze kregen.

Nog een voorbeeld met een bekend psychologisch principe behelst het 'mere exposure' effect: dat houdt in dat een negatieve of neutrale stimulus die je herhaaldelijk ziet alleen al door die regelmatige blootstelling en gewenning een positieve(re) lading krijgt. In een regulier 'mere exposure' experiment zou je de proefpersoon subliminaal een negatief geladen of neutrale afbeelding meermaals kunnen laten zien; vervolgens toon je hem niet-subliminaal datzelfde plaatje, naast een andere maar vergelijkbare afbeelding. De proefpersoon moet nu aangeven welk van beide beelden hij prefereert. Door de onbewuste blootstelling die aan de keuze vooraf ging zullen proefpersonen gemiddeld een voorkeur aan de dag leggen voor het plaatje dat subliminaal al werd aangeboden: als het een neutraal plaatje was zijn ze er een beetje op gesteld geraakt, en als het een negatief plaatje was zijn ze er aan gewend waardoor de negativiteit iets van zijn schok verloren heeft en de afbeelding in elk geval prettiger gevonden wordt dan het verse, nare alternatief.

Bem keerde de procedure weer om, en ziedaar: het 'mere exposure' effect bestond nog steeds. De proefpersoon sprak een voorkeur uit voor een plaatje, pas daarna bood de computer subliminaal en willekeurig een van beide plaatjes als gewenning aan, en voilà: in 53,1% van de gevallen bleek de proefpersoon de voorkeur te hebben gegeven aan het daarna door de computer gekozen plaatje. Geen enorm effect, maar wel een statistisch significante afwijking van de verwachte 50%. Proefpersonen raakten al gewend aan iets voordat ze het ooit hadden gezien.

Tja, daar zit je dan met je logische verstand. Het is maar goed dat je hier en daar in Bem's artikel een zinnetje leest waaruit helder blijkt dat de man in een andere wereld leeft dan u en ik – nou ja, dan ik in elk geval, want wie u bent weet ik eigenlijk niet; - die zinnetjes maken me wat achterdochtig en dat geeft enige troost. Zo is er één experiment waarin hij zijn proefpersoon een zestal woorden uit een lijst van 24 liet oefenen via een eenvoudige opdracht. Maar eerst kreeg de proefpersoon een reeks van 48 woorden aangeboden, waaronder die aanstaande zes oefenwoorden. Nadat de reeks was vertoond werd onaangekondigd de opdracht verstrekt om zoveel mogelijk woorden uit de reeks van 48 op te schrijven als men zich kon herinneren. Geheel volgens Bems omgekeerde wereld werd de oefening als laatste gedaan. En ja, u voelt 'm al: de naderhand geoefende woorden bleken al voor de oefening beter herinnerd te worden. Het is het equivalent van vandaag een examen halen omdat u er morgen goed voor gaat studeren.

In dit experiment voerde Bem echter ook een controleconditie in, waarbij de oefenwoordenlijst van 24 wel werd getoond, maar zonder dat de zes doelwoorden daadwerkelijk werden geoefend. Een van de redenen hiervoor, aldus Bem, was om te bewijzen dat het gemeten effect inderdaad door de leerconditie werd veroorzaakt, en niet doordat de proefpersoon via helderziende weg de in de computer aanwezige doelwoorden af had gelezen. Hij zegt het met een gemak alsof dat een heel alledaagse alternatieve verklaring zou zijn. En schrijft het menselijk brein in één adem niet alleen het vermogen toe via onverklaarde weg verborgen informatie waar te nemen en de juiste plek op de harde schijf te identificeren, maar zelfs om de reeksen nullen en enen waarin die informatie in de computer is opgeslagen te ontcijferen.

Daar wordt het allemaal toch wat fragwürdig, de onderzoeker lijkt een beetje te ontsporen, en dat verergert zich in Bems discussie over zijn resultaten. Hij doet daar iets waar iedere paranormale hobbyist die zichzelf te serieus neemt dol op is - hij sleept de kwantummechanica erbij. Hij kan er immers niet omheen dat zijn bevindingen nogal een aanslag betekenen op het heersende wetenschappelijke wereldbeeld, en de kwantummechanica heeft oppervlakkig beschouwd de prettige eigenschap dat ze vol zit met contraïntuïtieve rariteiten die omgekeerde causaliteit lijken toe te staan. Ik treed hier met heel lichte voetstapjes, want net als bij die paranormale hobbyist stoelt mijn kennis van de kwantumfysica enkel op een paar populair wetenschappelijke werkjes en op Wikipedia, zodat ik vooral besef dat ik er bar weinig van snap. Maar voor zover ik het snap is retrocausaliteit in de actuele fysica een notie die door sommige wetenschappers theoretisch mogelijk of zelfs waarschijnlijk wordt geacht, echter zonder dat er vooralsnog bewijs voor is. Wat ik ook begrijp is dat kwantumeffecten zich afspelen in de wereld van dingen zo klein dat het woord microscopisch nog reusachtig veel te groot is, en veelal onder extreme omstandigheden: in zeer krachtige energievelden, bij grote snelheid, of onder intense kou. Omstandigheden die we in onze macroscopische wereld niet aantreffen, waardoor we kwantumeffecten daar dan ook niet waarnemen. Dus hoe waarschijnlijk is het dat begenadigde fysici met toepassing van peperdure installaties en van hoofdpijnverwekkend complexe mathematica tergend moeizaam obscure kwantumeffecten in kaart brengen in een submicroscopische werkelijkheid, terwijl een doodgewone psycholoog ze nu met een reeks simpele experimenten en een beetje doorsnee propedeuse statistiek in de wereld van alledag zichtbaar maakt?

Niet zo heel erg, zou ik zeggen. En gelukkig weet ik tenminste één Nobelprijs winnende fysicus, iemand dus die wel weet waarover hij het heeft, die er ook ongeveer zo over denkt, kijk maar hier. Het essay is een decennium oud, maar ik betwijfel dat het veel aan actualiteit heeft ingeboet. Cruciale alinea:

Maar er zijn andere redenen waarom een fysische verklaring [voor paranormale verschijnselen] onmogelijk is vol te houden: men verlangt signalen die terug kunnen gaan in de tijd, signalen die enorme afstanden kunnen overbruggen, signalen die door onwaarschijnlijke bronnen zoals personen die in grote moeilijkheden verkeren, etc., worden uitgezonden, en ten slotte - heel essentieel - het coderen en decoderen moet vlekkeloos verlopen, terwijl in ieder radio- en televisietoestel voor deze stappen uitgebreide en toegewijde elektronica onontbeerlijk is. Kortom, al deze aspecten maken de genoemde verschijnselen volledig onkarakteristiek voor de fysica. In de ogen van de fysicus klinken daarom de verklaringen [voor paranormale verschijnselen] in termen van de deeltjesfysica, de kwantummechanica of de (algemene) relativiteitstheorie (of beide tegelijk) absurd.
Toch moet Bem voor nu het voordeel van de twijfel worden gegund. Hij heeft een net artikel ingediend dat volgens de geldende regels is getoetst bij een respectabel vakblad en publicatiewaardig is bevonden. Nu is het aan het brede forum van zijn collega's om hem het vel over de oren te halen. Vragen zijn er genoeg. Hoe is het bijvoorbeeld (kwantumfysisch…?) te verklaren dat 'stimulus seekers', proefpersonen dus met een verhoogde behoefte aan prikkels en afwisseling, het in verschillende experimenten beter deden dan de anderen, vooral als er erotische stimuli in het experiment gebracht werden? Wat hebben prikkelbehoefte en libido met het vermogen tot toekomstvoorspellen te maken? Is het vermogen de toekomst in te kijken soms een verlengstuk van menselijk ongeduld?

En dan is er het experiment waar niets uitkwam. Het was een variant van het 'mere exposure' experiment dat ik hiervoor beschreef, maar de insteek was anders. Er werden neutrale plaatjes gebruikt, en de hypothese was nu dat herhaalde aanbieding van zo'n neutraal beeld tot verveling zou leiden en tot een voorkeur voor het concurrerende nieuwe plaatje. Verder dacht Bem het vervelingseffect nog te versterken door, nadat de proefpersoon zijn voorkeur voor een van de twee plaatjes had aangegeven, het gewenningsplaatje niet subliminaal, maar zichtbaar en schermgroot te tonen. Kennelijk was hij bij het opzetten van zijn experiment nog niet op de hoogte van de literatuur die hij in zijn rapport wel aanhaalt, waaruit blijkt dat het gewenningseffect sterker is naarmate de stimulus korter wordt aangeboden, en dat subliminale stimuli het best werken. Het 'mere exposure' effect werkt langs onbewuste weg en lijkt door bewuste cognitieve processen zoals directe waarneming eerder te worden verstoord. Wat interessant is, is dat die verstorende werking zich kennelijk ook retrocausaal voordoet. Dat zegt iets over de manier waarop een proefpersoon een retrocausale stimulus waarneemt. Wel onbewust, maar kennelijk niet als de retrocausale stimulus bewust wordt gemaakt. Als dat komt omdat, zoals Bem veronderstelt, net als bij gewone habituatie cognitief bewust ervaren plaatjes minder goed werken, impliceert de onderzoeker daarmee dat zijn proefpersonen een bewuste, visuele waarneming moeten hebben gehad van de habituatiereeks nog voordat die vertoont werd. Helaas heeft hij daar geen navraag naar gedaan. Voor zover Bems experimenten laten zien kunnen mensen misschien wel een beetje de toekomst gewaar worden, maar alleen zonder dat ze het merken. Een of een paar seconden in de toekomst 'voelen' zonder dat je het in de gaten hebt; wetenschappelijk een belangrijke bevinding, maar voor alledaags gebruik tamelijk zinloos en een wereld verwijderd van wat allerlei paranormaal begaafden bedoelen als ze zeggen dat ze de toekomst zien.

Andere, ingewikkelder vragen doemen op. Hoe 'weet' een retrocausale habituatiereeks bijvoorbeeld op welk moment in het verleden hij zich moet 'aanbieden'? In normaal mere exposure onderzoek bepaalt de onderzoeker de timing tussen de subliminale reeks en het keuzemoment. Ook retrocausaal moet de proefpersoon de reeks onbewust hebben ervaren voordat het keuzemoment komt, anders kan er immers geen gewenning zijn. Maar niemand heeft daarover controle, dus hoe komt het dan dat die gewenningsserie zich als het ware 'uit zichzelf' precies op het goede moment doet voelen? De proefpersoon weet niet dat hij die serie te zien krijgt dus heeft er geen invoed op. Of leef ik hier nog teveel in de reguliere causaliteit, en moeten we veronderstellen dat het hele gewenningsproces retrocausaal verloopt: de proefpersoon kiest, went daarna pas aan de stimulus, en die achteraf opgetreden gewenning doet zich al in de eerder gemaakte keuze gelden? De proefpersoon wordt niet de plaatjes retrocausaal en onbewust gewaar, maar het gewend zijn aan de plaatjes? Bem laat zich er niet over uit hoe hij zich dit voorstelt, en ik krijg er een beetje buikpijn van.

Andere vraag: hoe lang kun je de tijd maken tussen de keuze en de subliminale reeks voordat het effect verdwijnt? - met andere woorden, tot hoe ver in de toekomst reikt de retrocausaliteit? En nog één: Als Bem veronderstelt, zoals hij lijkt te doen, dat de verklaring van retrocausaliteit in de fysica te vinden is, dat wil zeggen, dat retrocausaliteit een eigenschap is van de ons omringende werkelijkheid, waarom is het effect dat hij vindt dan zo klein? Je zou dan, omdat ze geen speciale 'gave vereist', toch verwachten een geslaagde voorschouw bij heel veel mensen te zien? Het is nogal jammer dat Bem geen enkel beeld geeft van de spreiding binnen zijn proefgroepen: waren er bijvoorbeeld mensen die het telkens opvallend goed deden?

En tja, hoe onaardig ook: bij resultaten die, indien waar, zulke ingrijpende gevolgen hebben als deze moeten we ook zeker weten dat de onderzoeker zijn data niet een handje geholpen heeft in de gewenste richting; een risico misschien nog een beetje groter bij deze oudgediende psycholoog aan het eind van zijn loopbaan die al decennia bezig is met 'psi' en wellicht alsnog de grote klapper wil maken die eerder is uitgebleven? De remedie voor deze schaamteloze verdachtmaking, waarvan mijn wangen kleuren, wordt gelukkig door Bem zelf aangedragen: replicatie. De onderzoeker heeft, prijzenswaardig, zijn hele protocol beschikbaar gesteld voor andere onderzoekslustigen, en het zal nu zaak zijn zijn experimenten elders, met andere proefpersonen en andere proefleiders te herhalen om te zien of er hetzelfde uit komt.

Op een internetforum merkt een kritische commentator overigens terecht op dat Bems rapport overtuigender zou zijn wanneer hij niet negen verschillende experimenten had gedaan, maar slechts één, met acht replicaties. Als hij met een van die replacitiesessies bij James Randi was langs gegaan had hij in het voorbijgaan ook nog een miljoen kunnen verdienen - leuk voor zijn pensioen, sinds de crisis kun je daar in Florida half Miami voor kopen.

(PS 22 november: Voor de liefhebbers, het vel over de oren halen is al begonnen. Voor een weloverwogen en glasheldere kritiek op Bems methodologische en statistische aanpak, die van zijn resultaten weinig heel laat, kijk hier - van eigen bodem nog wel. Ook de eerste replicatiestudie van een van Bems experimenten is er al, zie hier - u krijgt zelfs de gelegenheid om zelf, online, aan een van de experimenten deel te nemen. Er werd overigens geen bewijs voor precognitie gevonden. Het enige vervelende aan deze artikelen is dat ze mijn bovenstaande betoog geheel en al overbodig maken, en dat u dat dus ook voor niks gelezen heeft...)