Stephen King – dat was lang geleden. Zeker wel sinds mijn middelbare schooljaren, toen ik regelmatig zo'n omvangrijke pil ter hand nam waarin elk hoofdstuk vooraf werd gegaan door een zooi Bijbelcitaten, iets wat me toen indrukwekkend en best literair voorkwam. Veel literairs heb ik in Under the dome weliswaar niet kunnen ontdekken, hoe dik het boek ook is (en ook de Bijbelcitaten bleken verdwenen), maar als maker van spannend vertier kent King geen meerdere, daar ben ik opnieuw van overtuigd geraakt. Der Zauberberg, het actuele leesproject, legde het pardoes tegen zijn kunsten af. Veel te laat ging elke avond het nachtkastlampje uit, omdat stoppen eigenlijk geen optie was.
Ik werd verleid door het gegeven, dat, nee, echt niet gejat is van 'Simpsons, the Movie' - King werkte al in de jaren '70 aan dit idee. Op een dag in oktober valt zomaar uit het niets een enorme, onzichtbare barrière neer rondom een kleine dorpsgemeenschap - een reusachtige koepel van kilometers hoog en honderden meters de grond in. Lucht kan er een beetje doorheen, water nog minder, en verder niets: de dorpelingen zijn plots hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Auto's, vliegtuigen en bommen slaan hulpeloos te pletter tegen een onverbiddelijk niets. De president van de VS kan op zijn strepen gaan staan en bevelen uitvaardigen over wat er binnen de koepel moet gebeuren om de situatie in goede banen te leiden, maar heeft geen enkele manier meer om zijn gezag daadwerkelijk te doen gelden. Chester's Mill, zoals het ongelukkige plaatsje heet, staat er alleen voor.
Het interessante aan Under the dome is dat King zich op dat laatste gegeven concentreert. Wat de koepel is, waar die vandaan komt en waarom, zijn vragen die hij ver van zich af schuift, al worden ze uiteindelijk natuurlijk wel beantwoord. Maar het boek gaat over de dynamiek tussen de dorpelingen, waarin al snel de machtsgreep van een vilein gemeenteraadslid centraal komt te staan. Ineens blijkt het boek verrassend actueel. Het is een hyperbolische studie van het populisme. Achter de zelfgenoegzame christelijke snoodaard die Chester's Mill als zijn persoonlijke bezit beschouwt grijnst het gezicht van Sarah Palin. Leugens en spin weven zich ineen tot een alternatieve werkelijkheid alleen maar gemaakt om macht te krijgen. Als lezer word je er zo boos van dat je het boek niet meer kunt loslaten.
En al heb ik er niet veel literairs in kunnen ontdekken, King heeft wel een sinister talent voor het beschrijven van het moment van (al dan niet bijna) doodgaan – dat ontwikkel je onvermijdelijk, vermoed ik, als je boeken schrijft waarin zo ontzettend veel mensen het loodje leggen:
"For a moment forever yawned at his feet, a clear dark chasm."Het is alleen jammer dat, zoals meestal in boeken waar de spanning zo genadeloos wordt opgevoerd, de ontknoping best wel een beetje tegenvalt. Under de dome gaat vrij plotseling en als een nachtkaars uit. We hebben alle antwoorden en voelen ons toch niet echt bevredigd. Helemaal overtuigd door de psychologie van het boek was ik ook niet. Hoe vreemd de situatie ook is, zou een goed lopende kleine dorpsgemeenschap echt maar een paar dagen tijd nodig hebben om te degenereren tot de moordzuchtige chaos waarin Chester's Mill al snel verkeert? Zouden echt maar zo weinig mensen door de schaamteloze manipulaties heen prikken waaraan het dorp door zijn zelfgekozen leider wordt onderworpen? Zouden alle goeien echt zo slim zijn, en alle slechteriken echt zo dom? Maar ja. Dan denk ik aan Geert en zou het zomaar eens kunnen.
Of:
"The precious world, suddenly grown thin and insubstantial, was now only a single gauze wrapping between him and whatever came next."
Geen idee. Ik ga de 1000 bladzijden er niet nog eens op nalezen; wacht wel op de TV-serie die inmiddels in de maak is. Nu terug naar tovenaar Thomas, want wat King ook is, een Mann is hij niet.